De verzamelingen van der Straelen - Moons - Van Lerius.
Catalogus der bibliotheek.Ga naar voetnoot(1)
De liefde voor het schoone is den Antwerpenaar ingeboren; van vader tot zoon, tot klein- en achterkleinzoon, wordt zij trouw voortgezet. Hier past de spreuk van een oud adellijk blazoen: Quod patres nobis, nepotibus nos. Een treffend bewijs van dien geest van overlevering hebben wij in de kunst- en letterverzamelingen van der Straelen - Moons - Van Lerius, waarvan de aanstaande veiling is aangekondigd. Jan-Frans van der Straelen (1731-1801), zijn zoon, Jan-Baptist (1761-1847), dezes schoonzoon, Pieter-Theodoor Moons-van der Straelen (1803-1860)), en eindelijk Theodoor-Frans-Maria Van Lerius, die Pieters dochter huwde (1819-1880), ingenomen door die edele liefde voor het schoone in al zijne vertolkingen, ijverden achtereenvolgens om eene hoogst merkwaardige verzameling van kunst- en letterschatten tot stand te brengen. Dat het bij hen geen blinde zucht was van verzamelen om maar te verzamelen, betoonen de geschiedkundige werken die zij nalieten. Heel belangloos stelden zij daarenboven de vergaderde schatten ten dienste van eenieder, die inlichtingen of verklaringen verlangde; alwie sinds eene eeuw te Antwerpen met geschiedkunde zich bezig hield, kan als getuige optreden om de dienstvaardigheid der verzamelaars te bevestigenGa naar voetnoot(2). Des te meer betreuren wij, dat eene openbare veiling de verzameling gaat verstrooien. Wij koesteren echter de hoop, dat de stadsbibliotheken en museums zorg zullen dragen, om de schatten, gedurende bijna anderhalve eeuw opgegaard, zooveel mogelijk ten nutte van het algemeen meester te worden.
In eene eerste veiling, in November aanstaande, komt een gedeelte der bibliotheek onder den hamer. De catalogus, ongeveer 2000 nummers bevattend, is heel en gansch toegewijd aan de geschiedenis van Antwerpen, onder verschillige opzichten beschouwd. Na de werken over den oorsprong, de plaatsbeschrijving, den grondaard, kaarten, beschrijvingen en gidsen, de costumen, het markiezaat, de kronieken en de algemeene geschiedenis der stad, treft men, historisch en chronologisch gerangschikt, de boeken en bescheiden aan, welke de stad onder het burgerlijk en staatkundig oogpunt doen kennen; daarna vindt men al wat betrekking heeft op de geestelijke gestichten, kerken en kloosters, op de kunstenaars en eindelijk op het Antwerpsch muntwezen. Op weinige uitzonderingen na, bevat de catalogus niets alledaags; daarentegen zijn de vermeldingen: raar, zeer raar, ongekend, eenig, enz. schier op iedere bladzijde en ja, ook meermaals voorkomend, ten beste gewettigd.
Zooals uit de opgave der stoffen blijkt, brak de geleerde opsteller van den catalogus, de heer Alfons Goovaerts, met den ouden slender af. In plaats van naar de gebruikelijke wijze de boeken te rangschikken, dacht hij het - en te recht - doelmatiger de hoofdgedachte na te gaan, welke de verzamelaars voor oogen hadden, en deze in de opstelling van de lijst tot richtsnoer te nemen. In zijnen arbeid door den heer P. Génard bijgestaan, leverde hij een alleszins volmaakt werk, dat niet alleen voor den geschiedschrijver, maar ook voor den boekenliefhebber eene blijvende waarde bezit. Eene nauwkeurige vermelding van drukkersnamen en jaartallen brengt nieuw licht bij voor de toekomende boekbeschrijvers.
Verdient de opsteller, de heer A. Goovaerts, onverdeelden lof, ook de drukker Van Os-de Wolf haalt eer van zijn werk. Het betoont, dat, in zake van prachtdruk, Antwerpen voor andere steden niet moet achterstaan.