Nog iets over waterkers.
Op blz. 94 van de Vlaamsche School komt een berichtje voor over ‘waterkers.’ Daarin worden 2 geheel verschillende planten met elkaar vereenzelvigd, namelijk de waterkers (cresson de fontaine, cresson d'eau, Brunnenkresse, Quellenrauke, Nassurtium officinale. R. Br., Sisymbrium Nasturtium. L.) en de waterklaver of ruigbloem (Menyanthe trèfle d'eau, trèfle aquatique, Fieberklee, Zottenblume, Menyanthes trifoliata. L., in de apotheken bekend onder den naam van Trifolium aquaticum.)
De eerste behoort tot de familie der kruisbloemigen (cruciferae), groeit in slooten en aan vaarten, heeft gevinde bladen en bloeit met lange trossen van kleine witte bloempjes. In den omtrek van Londen, Rouaan en Erfurt wordt de plant op groote schaal in moestuinen gekweekt. Zij wordt op verschillende wijzen als toespijs genuttigd wegens hare bloedzuiverende eigenschappen en staat als middel tegen 't scheurbuik gunstig bekend.
De 2e behoort tot de familie van de gentianen (gentianeae). Zij komt menigvuldig op moeras- en veengronden voor, waar zij door hare groote 3-tallige bladen en korte trossen van fraaie, roseroode bloemen van verre in 't oog valt. De gedroogde bladen worden in Engeland ook gebruikt ter gedeeltelijke vervanging van de hop. Verder staat de plant bekend als samentrekkend en antiscorbutisch. In vroeger tijden werd zij in de artsenijbereidkunde veelvuldig toegepast.
D. Lako.