De Vlaamsche School. Jaargang 30
(1884)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe kleine visch en de visscher.Ga naar voetnoot(*)
Groot wordt eens de kleine visch,
Leent de Schepper hem het leven;
Maar als hij gevangen is,
Vind ik dat het gekheid is
Hem tot dan krediet te geven,
Want wie zal er borg voor zijn? -
Eenmaal werd een karperlijn
Door een visscher opgevangen
Bij den oever van een vliet
Aan de lijn had Piet hem hangen!
Alles telt, zegt hij, daar hij zijn buit beziet;
't Is 't begin al van een feestmaal of zoo iet.
Laat het ons de tesch in steken. -
t' Arme karperlijn op zijn manier aan 't spreken:
Wat wilt gij met mij doen? Een enklen beet,
Ten hoogste kan ik maken:
Wacht liever tot ik karper heet
En vang mij daar weer aan uw haken,
Dan koopt me een smullebroêr, - ge zult het zien, -
Vrij duur; in plaats dat gij er nog misschien
Moet honderd zoeken van mijn mate
Voor ééne schotel. En wat schotel? Niets dan graten! -
Niets dan graten? wel 't is goed! hernam de man,
Vischje, schoone vriend, gij die zoo mooi kunt preken,
't Avond braadt gij in de pan,
Wat of gij nog moget spreken.
Beter één in de hand dan wel twee in 't verschiet,
Want zeker is 't een en het ander is 't niet.
Dr. B. De Bie.
Lichtaert. |
|