De Vlaamsche School. Jaargang 30
(1884)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
Het stadhuis van Sint-Nicolaas.Den 26 Februari 1874 brandde het stadhuis dezer belangrijke Waassche gemeente af dat in het begin dezer eeuw was opgericht, wat het gemeentebestuur deed besluiten eenen wedstrijd uit te schrijven
Teekening en houtsnede door Désiré Verest.
om een ander te bekomenGa naar voetnoot(1). Het nieuwe gebouw is opgevat in ojivalen stijl der xve eeuw; het prijkt met eene fraaie dubbele trap, bekroond boven het bordes, met eenen sierlijken toren; de gevel is eenvoudig in witten zandsteen van Gobertange, maar grootsch en heeft een eigenaardig en oorspronkelijk voorkomen. De kozijnen en kruisen der vensters zijn uit witten steen van Rochefort; de achtergevel is in baksteen der gemeente, ter uitzondering der venster kozijnen en kruisen, die van Rochefortsteen zijn, terwijl de plinten uit veldsteen zijn gemaakt. De bekroonde ontwerper, onder wiens leiding het gebouw is opgetrokken, is Pieter Van Kerkhove, gewezen leerling der Gentsche Sint-Lucasschool, welke reeds verscheidene verdienstelijke bouwkundigen heeft opgeleverd. De plechtige inhuldiging van dezen bouw had plaats den 1n September 1878, in tegenwoordigheid van den koning en de koningin, waarover eene breedvoerige beschrijving verscheen het Verslag over den toestand der stadszaken (van St-Nicolaas) in 1878, blz. 60-72. In de trapzaal is in den muur een groote blauwe gedenksteen gemetseld, ter herinnering aan den opbouw van het stadhuis. Het stadhuis bevat ettelijke tafereelen, waartusschen de Inhuldiging van Philip den Schoone als heer van het Land van Waas, den 7n Juni 1497, te St.-Nicolaas, geschilderd door Gillis-Jozef Smeyers, welk stuk de gemeenteraadszaal versiert; tijdens de Fransche omwenteling geroofd, werd het door 't gemeentebestuur terug gekocht; het had vroeger de collegekamer van 't Landhuis versierd (zie onze blz. 95). De resolutieen rekeningboeken van het magistraat deelen er de volgende bijzonderheden over mede: ‘In zitting der hoofdschepenen van 18 Juni 1733, werd door den heer de Castro voorgelegd eene schetse ofte project van schilderije gemaect door Mr. Smeyers, schilder tot Mechelen, representeerende de inauguratie van Philippe le Bel, als heere van den lande van Waes, gedaen binnen de prochie van S. Nicolaes den 7 Juny 1497 ende in consideratie genomen ofte het niet en soude convenieren tot gedenkenisse vande gemelde inauguratie, alhier zoo solemnelijck gebeurt, dan of dienaengaende door denselven meester te laeten maeken een formeel schouwstuck voor de collegie kamer, is affirmativelijck geresolveert prealabelijck te versoeken den heere de Castro dat hij soude willen schrijven ten fine dat denselven meester alhier soude overkomen omme eensweghs met hem te confereren op de uytwerkingen van syne voornseyde schetse ende te convenieren over den prijs.’ | |
[pagina 102]
| |
In zitting van 11 September 1733 deed de Castro verslag over zijn onderhoud met den schilder: ‘Item heeft den heere de Castro te kennen gegeven dat den schilder Sr Egidius Josephus Smeyers alhier van Mechelen was overgekomen, ende dat hij met denselven hadden geconfereerd ingevolghe onze resolutie van den 18 Juny lestleden, nopende den prijs ende uytwerckinghe van de schilderije, aldaar vermeldt, ende dat denselven gedeclareert heeft die te zullen op het constighste uytvoeren voor de somme van vijf en vijftigh pistolen, waerop geresolveert is aen den gemelden Smeyers te presenteeren eene somme van vijftigh pistolen.’ De kunstenaar gaf toe, ‘doch met vertrouwen dat het collegie geene difficulteiten en sal maecken als het stuk volcomentlijck volghens de conste volmaeckt ende uytgewerckt sijn sal van hem nog bij te legghen de vijf pistolen voor sijn voyagie.’ De hoofdschepenen willigden het verzoek in en het stuk kwam te St.-Nicolaas aan in het begin van 1739, zoodat de schilder vijf jaren had noodig gehad om het af te leveren het verwierf ook de algemeene goedkeuring; ook werd de som ten volle betaald zooals blijkt uit het volgende kwijtschrift, berustende in Staatsarchief te Gent tusschen de rekeningen van het Land van Waas, 1738-1739; ‘Item betaelt aen Sr Jacobus Egitius Smeijers, meester schilder binnen de stadt Mechelen, de somme van tsestigh pistolen in specie, over den dienste van desen lande gheschildert te hebben eene schilderije representerende de huldinghe van Philippus den Schoone, conforme twee ordonnancien van daten 22 January ende 20 February 1739..... 105 p. gr.’ De beeldsnijder Paternol, was gelast met het maken van de lijst zooals blijkt uit de volgende rekening: ‘Idem betaelt aen Joannes Paternol, beeltsnijder, de somme van twee ponden ses schellinghen acht gr., over het snijden van eene lijste tot de schilderije bij het voorgaende article vermeldt, 2 lib. 6 sch. 8 gr.’ Het stuk moet nog niet gansch voltrokken zijn geweest, als Smeyers, het afleverde want de heeren De Potter en Broeckaert (aan wier Geschiedenis het vorenstaande is ontleend) hebben een brief ontdekt van April 1738 waardoor de schilder werd aangemaand ‘om de schilderije ten landhuyze te komen voltrecken.’ Verder prijken op het stadhuis nog een aantal portretten van gewezen burgemeesters, schetsen van oud leerlingen der academie van St.-Nicolaas, kopieën van de portretten van Z.M. Leopold II en H.M. de koningin door A. en F. De Wilde, naar L. Gallait. |
|