Een bijvoegsel aan de Annales Antverpienses
Van Daniel Papebrochius.
De aangekondigde Synopsis Annalium Antverpiensium, door den eerw. heer Ign. Van Spilbeeck, der abdij van Tongerloo, uitgegeven, is verschenen en verkrijgbaar in den boekhandel van Fr. Beerts, te Antwerpen. (Zie hiervoren, blz. 50.)
De Annales Antverpienses behoorden tot het museum der Bollandisten, ten jare 1789 door de abdij van Tongerloo, die voortaan het werk der heiligschrijvers zou voortzetten, aangekocht. Edoch pas zeven jaren daarna werd ook de abdij door de Fransche overweldigers vernietigd; bij de verwoesting des kloosters, die op de uitdrijving der kloosterlingen volgde, werden tal van kostbare boeken en handschriften verscheurd, verbrand, in den grond gedolven; jaren geleden verhaalde ons een getuige, hoe hij gedwongen was geweest aan dat vernielingswerk de hand te leenen. Voor zooveel de omstandigheden het toelieten, hadden echter de kloosterlingen een gedeelte van den boekenschat in veiligheid gesteld, - bij pachters der gebuurte, zeggen Mertens en Buschmann, - in Westfalen, volgens het verhaal der Bollandisten; denkelijk is het een en het ander waar, en werden de boeken in de eerste overhaasting bij de pachters geborgen, naderhand over de grenzen gevoerd. Licht bevroedt men, dat die gedeeltelijke redding niet gebeurde zonder nieuwe verminkingen van den ontvoerden schat, en dat menige werken zoek geraakten. In eene openbare veiling den 29n Augustus 1825 en volgende dagen gehouden in de zaal der Sodaliteit, te Antwerpen, kwam een niet onbelangrijk deel der Tongerloosche bibliotheek onder den hamer. Twee jaren later, daar de kloosterlingen alle hoop van herstelling hunner abdij dachten te moeten opgeven en eene inbeslagneming te vreezen hadden, - dewijl wegens den staat voorstellen werden gedaan om de boeken en handschriften tegen eene vergelding over te nemen, verkochten zij het restend gedeelte van de bibliotheek der Bollandisten aan het Hollandsch bestier; de gedrukte boekwerken werden naar den Haag overgebracht; de Burgondische bibliotheek kreeg de handschriften in bewaring, en op deze wijze kwam ook het handschrift der Annales Antverpienses, van Papebrochius, in de Brusselsche boekerij. De verhaalde wedervaringen
verklaren ruimschoots het verlies van vier der elf boekdeelen in handschrift, waar het werk oorspronkelijk uit bestond, en welke men schier niet meer durft hopen terug te vinden. De vermiste jaarboeken loopen over de jaren 800 tot 1305; van 1477 tot 1534; van 1599 tot 1635; en van 1666 tot 1693. De Synopsis of beknopte inhoud van diezelfde jaren, door den heer Van Spilbeeck nu uitgegeven, vergoedt eenigerwijze het betreurenswaardig verlies, en wordt een onmisbaar bijvoegsel der Annales. Het werk is door den uitgever opgedragen aan den Bollandist, pater Jos. De Backer. Aan wie kon die hulde gepaster te beurt vallen, als aan hem, die door de geboorte een medeburger, als kloosterling een medebroeder, als heiligschrijver een waardige opvolger is van den geleerden Papebrochius?
Wil men een bewijs van het nut dat de uitgegevene Synopsis voor de plaatselijke en vaderlandsche geschiedenis oplevert? Een paar voorbeelden, op den tast gegrepen, zullen volstaan.
Volgens Butkens (Trophées, i, 136) liet de hertog van Brabant, Godefridus III, uit zijn tweede huwelijk met Imana van Looz, twee zonen na: Willem, heer van Perwijs en van Ruisbroek, en Godefridus van Leuven. Nopens den tweeden is echter zijne bevestiging niet zonder eenige aarzeling: pourrait bien être, zegt hij. Dit belette niet dat David, Namêche en anderen kortweg de twee genoemden voor Imana's kinderen opgaven. De Synopsis daarentegen vermeldt ten jare 1179 buiten Willem van Perwijs, Hendrik, heer Van Kuik, voor het tweede kind, uit Imana geboren.
Mertens en Torfs zeggen in hunne Geschiedenis van Antwerpen, (ii, 386), dat de Herman-Haecxbrug, ook de Bijltjesbrug geheeten, en liggende over de Sint-Pietersvliet, tusschen de Schipperskapelstraat en de Spieringstraat, volgens een oud Hs., gemaakt werd in 1410. De schrijvers schijnen echter over 't opgegeven jaartal te twijfelen, want in de kantteekening beneden het blad schrijven zíj: ‘Nochtans leest men in onze oude topographie, dat Herman Haecx een koopman was ten jare 1515.’ Nu, die twijfel was niet ongegrond. De Synopsis zegt uitdrukkelijk dat de Herman-Haecxbrug gemaakt werd in 1510: Constructus, zoo leest men onder dat jaartal, pons Hermanni Haxii.
‘Ondertusschen, zeggen elders (iii, bl. 266) dezelfde geschiedschrijvers, hebben wij niet kunnen vinden, in welk gedeelte van het Luxemburgsche, zekere stad Tribuyt gelegen was, of onder dien naam verstaan wordt; welke stad, volgens eene Hs. chronijk, de markgraaf van Antwerpen, met zijne gezellen in 1480 beklom en veroverde met door het water te baden.’ Het antwoord staat in de Synopsis: Novi Marcgravii.... probata... fortitudo expugnatione Durbutensi. Tribuyt was slechts de verbastering, of eene onnauwkeurige lezing van Durbutum, Durbuy.
Wij zouden meer dergelijke voorbeelden kunnen aanhalen ten bewijze der belangrijkheid der Synopsis; ook denken wij dat de minnaars der vaderlandsche geschiedenis den heer Van Spilbeeck zullen dank weten voor de nuttige uitgaaf, welke hij bezorgde.
Daar het boekdeel op slechts een klein getal exemplaren gedrukt is, zoo zullen de liefhebbers voorzichtig handelen, met het zich zonder lang dralen aan te schaffen. - Prijs: fr. 1.60.