zonder bescherming, gewaagd in die groote, wijde wereld van leugen, bedrog, zonde, verdorvenheid en armoede, waar arglist en verleiding onder elke gedaante en in iedere bedrieglijke vermomming op haar loerden!
Elberg kende haren moed, hare vastberadenheid en hooghartigheid; maar waren deze voldoende, om 't alleenstaande kind tegen de gevaren te wapenen, welker aantal ontelbaar is? En moesten niet juist deze eigenschappen, ondersteund door de wilde zucht naar onafhankelijkheid en avonturen, welke haar heidensch bloed, hare vroegere opvoeding en hare jeugdige indrukken in haar gewekt hadden, haar als 't ware uitdagen, om zich tegen alle zwarigheden te verzetten en alle gevaren en moeiten te trotseeren bij de najaging van het doel, dat zij zich zelve had voorgesteld?
Zijn eerste werk moest nu zijn, haar op te zoeken - - maar waar?
Drie dagen achtereen zocht Frans Elberg in gezelschap van Paul, beide vol onrust en angst, haar in de gansche stad en alle voorsteden op; doch alle nasporingen waren vruchteloos. Op den vierden dag moest Paul alleen op ontdekking uitgaan, want den armen Elberg hadden hartzeer, uitputting en koorts op het ziekbed geworpen; doch hij bleef onverzettelijk bij zijnen wil, om alleen te huis te blijven, opdat de navorschingen ook maar geen enkelen dag zouden worden gestaakt.
Langzaam kroop deze dag voorbij; het avondrood ontgloeide aan den hemel en verbleekte weder; de nacht bracht zwijgen en stilte mede en voor de eerste maal na Edmée's vlucht erbarmde de slaap zich over den armen schilder.
Pas echter was hij ingesluimerd, of daar ontsloot zich nauw hoorbaar de deur van zijn kamertje en verscheen eene gedaante op den drempel, stil, zwijgend, ademloos, als eene schim. Vervolgens zweefde zij door het vertrek, stond stil, luisterde, trad toe op het bed en knielde daarbij neder. Des slapers zware ademhaling stond plotselings stil; hij was nog niet wakker, en toch luisterde hij gespannen; - een zeker onverklaarbaar iets, een voorbesef, eene hoop, een droomgezicht dook in hem op en overweldigde de verdooving en gevoelloosheid van zijnen sluimer. Hij schrikte op, breidde de armen verlangend uit en fluisterde Edmée's naam. - Edmée's stem antwoordde hem - Edmée's handen omklemden de zijne, Edmée's tranen droppelden op hem neder, Edmée's kussen brandden op zijn voorhoofd. Lang en zwijgend drukte hij haar vast aan zich, in eene gloeiende omarming.
- Mijn kind, fluisterde hij, gij zult mij toch niet weer verlaten willen?
- Nooit, nimmer, in eeuwigheid niet! O, vergeef mij, mijn eenigste vriend! - Zoo gij maar half wist, hoe veel ik geleden heb, - niet door armoede, vermoeienis of ontbering, want ik had middelen genoeg, om die nog ver van mij te houden, maar enkel en alleen door de scheiding van u! - O, geloof mij, ik kon niet langer leven zonder u te zien! Ik kwam op de gedachte om heimelijk terug te keeren tot u, om nog één blik op u te werpen en dan - wat dan verder gebeuren zou, wist ik niet...... het raakte mij ook niet, wat er van mij worden zou.... Schoon, niets had ik toch minder gedroomd, dan u hier zóó te vinden.
- Edmée, zeg mij slechts één ding, zeg mij de reden, waarom gij Paul niet nemen woudt? Bemindet gij hem dan niet? Hebt gij... hebt gij.... misschien een ander bemind?
Zij viel hem opnieuw om den hals, verborg haar gelaat en nokte en snikte.
- Wilt gij het mij niet zeggen?
- Ik kan niet.
Een donker vermoeden, eene nooit gekoesterde hoop doortintelde den schilder en in zijne ziel werd het op eenmaal licht.
- Edmée, fluisterde hij met bevende stem en sidderende armen, ben ik... ben ik het, dien.... gij bemint?
- Ja, meester, wie kan dat anders zijn?
Edmée kreeg nu een man; doch het was niet de voorbeeldige leerling, het was de meester zelf, dien zij onuitsprekelijk gelukkig maakte.
einde.