De vijand kwam... Ons wilde hij tot slaven....
Te paard! Te paard! met buksen en met lood.
Waar bleef hij, waar? - Men vrage 't aan de raven.
Langs elken weg zijn nog de rotsen rood.
Jong is de staat; maar eikels worden boomen.
's Lands moed, 's lands eer; o God, verlaat ons nooit.
Laat op Transvaal uw zegen nederstroomen;
Weze Afrika met steden eens bestrooid.
Dreune 't ook uit onzen mond,
Daar op Afrikaanschen grond,
Daar geen volk op 't wereldrond
De heer minister J.S. Du Toit heeft den jeugdigen zangers op inderdaad roerende wijze dank gezegd.
‘Lieve kinderen, zoo sprak hij, diep aangedaan, ik kan u niet genoeg zeggen hoe gelukkig gij mij hebt gemaakt; toch moet ik u eerst en vooral dank zeggen in naam der leden die hier als afgevaardigden van Transvaal ons land vertegenwoordigen; ook dank ik u namens ons volk, maar vooral in naam van onze Transvaalsche jeugd, onze kinderen.
In mijn land, kinderkens, ben ik schoolopziener en elken dag houd ik mij met het onderwijs onledig. Het lied dat gij daar zoo even zoo keurig hebt gezongen, is schoon, maar er komt een woord in voor dat mij bijzonder heeft getroffen; en dat was: eikels worden boomen. Ja, eikels worden boomen! Gij, kinderen, zijt gelijk eikels en zult tot boomen opwassen, maar 't is met de staten gelijk met de personen. Onze staat is jong, zeer jong; doch ik heb een zoete troost, en die is, dat die jonge staat, welke thans ook nog maar een eikel is, eenmaal een eikenboom worden zal, tusschen de andere staten der wereld.’
De kinderen hebben buitendien ook op meesterlijke wijze het Beiaardlied van J. de Geyter en P. Benoit ten beste gegeven.
Vervolgens zong de heer Hendrik Fontaine, met metalen klanken in zijne prachtige stem en blijkbaar zeer begeesterd, op de harp begeleid, door den heer Wieland, leeraar aan de Antwerpsche muziekschool, het aangrijpend Transvaalsche volkslied, De Vierkleur van Transvaal, hetwelk niemand minder dan de minister Du Toit voor dichter heeft, terwijl er muziek op gemaakt werd door een Zuid-Afrikaanschen toonzetter, den heer J.S. de Villiers. Wij laten dit lied, dat al de hoorders van bezieling heeft doen blaken, hier volgen:
De Vierkleur van ons dierbaar land,
Di waai weer o'er Transvaal,
En wee di Godvergeten hand,
Wat dit weer neer wil haal!
Waai hoog nou in ons heldre lug,
Transvaalse Vrijheidsvlag!
Ons vijande is weggevlug;
Veul storme het jij deurgestaan,
En nou di storm is o'er gegaan,
Wijk ons nooit weer van jou.
Bestormd deur Kaffers, Leeuws en Brit,
Waai jij steeds o'er hul kop;
En tot hul spijt anskou hul dit,
Vier jaar lank het ons mooi gepraat,
Om weer ons land te krij;
‘Ons vraag jou, Brit, geen goed of kwaad;
Gaat weg, en laat ons blij!’
Mar toen di Brit ons nog vererg,
Ons was al lank genoeg geterg;
Nou kan ons tog niet meer.
En met Gods hulp het ons di juk
Ons is weer vrij; geluk, geluk;
Nou waai ons vlag weer mooi!
Dit het ons heldenbloed gekos;
Mar England nog veul meer;
So het di Heer ons weer verlos;
Waai hoog nou o'er ons dierbaar land,
Waai, Vierkleur van Transvaal!
En wee di Godvergeten hand,
Wat jou ooit neer wil haal!
Waai hoog nou in ons heldre lug,
Transvaalse Vrijheidsvlag!
Ons vijande is weggevlug;
De heer L. de Wael dronk op Z.M. den koning der Belgen, de heer J. de Geyter op Z.M. koning Willem III, Jan Brand, president van den Oranje-Vrijstaat en Paul Kruger, staatspresident van de Zuid-Afrikaansche republiek. Deze laatste heeft in hartelijke woorden dank gezegd voor de eer en de vriendschap welke aan zijn land en aan hem werden bewezen. Voorts werden redevoeringen uitgesproken door de heeren jonkheer Beelaerts van Blokland, lid van de tweede kamer der Nederlandsche staten-generaal, die het gezantschap in Europa vergezelt als rechtsgeleerd raadsman, J. Van Ryswyck, lid van den Antwerpschen gemeenteraad, minister Du Toit, secretaris Esselen, den dichter Jan Van Beers enz.
De spijskaart van het feestmaal, hier verkleind opgenomen, werd geteekend door den heer Karel Verlat, en met tint gedrukt bij de gebroeders Ratinckx. De disch, welke bereid was door den heer H. Coulon, scheen den leden van het gezantschap zeer naar den smaak te zijn. Het trok zeer de aandacht dat de heer Paul Kruger zich geheel van het drinken van wijn onthield. Hij leschte zijnen dorst met melk, waarvan hij steeds twee glazen voor zich had staan.
(Wordt voortgezet.)