Uit het kunstenaarsleven.
(Vervolg van blz. 31.)
Langzamerhand begon Elberg minder te droomen en meer te denken, en hield zich meer met zijne jonge pleegdochter bezig. Edmée was du 15 jaar oud; hij begreep, dat zij iets meer geworden was dan een kind en een speeltuig, en dat eene zekere verantwoordelijkheid ten aanzien der zorg voor haar en hare toekomst op hem rustte. Zij had sedert zij bij hem was op eene voor hem onbegrijpelijke wijze lezen en schrijven geleerd. Toen hij eens in de woonkamer kwam, vond hij Edmée met een boek op de knieën zitten, waarin zij met een zeer ernstig gezicht studeerde.
- Wat leest gij daar, kind? vroeg hij haar onverschillig. Zij gaf hem het boek.
- Waar hebt gij dat van daan gehaald? Maar gij begrijpt het zeker niet eens?
Zij schudde het hoofd.
- Weet ge wat, kind? Als ge voortaan eens weer een boek leest, dan moet ge dat mij vooraf laten zien. Begrijpt ge, kleine?
Edmée schoof zijn stoel bij, stak zijne pijp aan en ging zwijgend op een bankje aan zijne voeten zitten. Elbergs oogen waren wijd open en vol ernstig nadenken. Een paar malen zag zij bedeesd tot hem op, doch, haar blik niet beantwoord ziende, sloeg zij de oogen weer neder.
- Ge zijt toch niet boos op mij? vroeg zij eindelijk.
- Op u, kind? Neen, zeker niet.
- 't Is dat ik nergens zoo bang voor ben, als dat gij boos op mij wordt. Ik heb op de heele wereld maar één wensch: u genoegen te geven. Als ik dat niet kan, dan ben ik ongelukkig.
't Was een vreemd gevoel, half pijnigend, half streelend, dat Elberg bij deze woorden doortintelde. Hij streelde haar glanzig haar, kuste haar op 't voorhoofd en verzonk toen weer in een nog dieper nadenken.
Den volgenden morgen trok hij niet, als gewoonlijk, een huisfrak en pantoffels aan, maar kleedde zich geheel tot uitgaan aan en deed - voor het eerst in jaren zoo vroeg in den morgen - eene wandeling, van welke hij eene kleine bibliotheek naar huis bracht, bestaande uit werken over geschiedenis, landen- en volkenkennis, alsmede enkele van stichtelijken en dichterlijken inhoud - louter boeken, die aan het doel, dat hij er mede had, ten volle beantwoordden.
- Gij hebt smaak in het lezen, kleine? zeide hij; zie eens, hier zijn nu boeken genoeg voor u. Wat zegt ge er van?
Edmée danste lachend en schreiend, juichend en handenklappend om hem toe en was opgetogen van verrukking.
Maanden lang besteedde zij al den vrijen tijd tusschen de vervulling harer kleine huishoudelijke plichten en de gedurige zittingen, welke zij hem nog altijd geven moest, om al deze boeken met ernstige opmerkzaamheid te bestudeeren. Sommige ervan waren Elberg reeds bekend; de overige las hij nu, hij sprak er ophelderend en verklarend met zijne kweekeling over, richtte vragen tot haar over het gelezene en had daarvan eene voldoening, die hem geheel nieuw en onbekend was.
Gelijk hij vermoed had, wies Edmée onder zijne oogen tot eene verrassende, merkwaardige schoonheid op. Hij nam hare ontwikkeling met een gemengd gevoel van trots en bekommering waar en bewaakte haar met ieverzuchtige zorg. Er kwamen wel slechts weinig bezoekers in zijne werkplaats, maar bij 't vernemen van een vreemden voetstap gaf hij haar met de oogen een wenk om zich te verwijderen, en zij ontvluchtte door de achterdeur als eene muis in haar hol.
(Wordt voortgezet.)