Driejarige tentoonstelling te Gent.
(Vervolg van blz. 145.)
Als naar gewoonte zijn ook op deze tentoonstelling de geschiedkundige stukken dun gezaaid. Men treft er, benevens P. Van der Ouderaa's Rechterlijke eerherstelling (zie blz. 71), eene samenstelling aan van W. Geets, tot dezelfde orde van onderwerpen behoorende, getiteld: Eene martelares uit de
xvie eeuw, een stuk met vele figuren en dat zich onderscheidt door de hoedanigheden, die des schilders stukken al sedert jaren gunstig kenmerken en eigenaardig stempelen; over het geheel, evenwel, kwam de toon der schilderij ons eenigszins al te doorgaande rood voor. Breidels eed, van G. Van Bestene, belooft in den maker een ernstigen schilder. E. Van den Bussche's Vervolging der joden in Rusland in 1882 is eene mislukte schilderij; Albrecht Beyling, van J. Van Rooy, getuigt van degelijke studie en is goed van bewerking; Marnix van St.-Aldegonde, van B. Wittkamp, valt minder mee als toon en kleur en ook laat het doorzicht in het stuk te wenschen; van F. Vinck hangt Ruths terugkomst van het veld van Booz te hoog om gewaardeerd te worden.
Tusschen de godsdienstige schilderijen merkten wij op eene talentvolle samenstelling, doch waarvan de kleur weinig aangenaam is, van G. Vanaise (Gent), De heilige Lieven in Vlaanderen; voorts van P. De Winter (Bailleul), Het bezoek der herders te Bethlehem; A.V. Duyver (Rijssel), Stervende Christus; J. Bastien Lepage, De eerste communicant, als indruk een uitnemend verzorgd stuk.
In een ander genre verrijkte laatstgenoemde schilder de pronkzaal met een echt puikstuk, een 12-jarige jongen, een Leurder, slapend afgebeeld nevens zijn trouw wakenden hond. Beide vermelde stukken dienden echter uitvoeriger afgewerkt te zijn. Van een ander Fransch schilder, A. Guès (Parijs), verdient de schilderij getiteld De valken den meesten lof. E. Joors' Vischbank munt door waarheid van voorstelling en frischheid van schildering gunstig uit; de vischverkooper scheen ons evenwel voor verbetering vatbaar. D. Col heeft eene zorgvuldig bewerkte schilderij ingezonden, getiteld: Op uwe gezondheid! Zij vormt een van des meesters beste gewrochten.
Een meesterlijk stuk is de Verfwrijver, van H. De Braekeleer, toebehoorende aan den heer Delefortrie, te Brussel; uitmuntend ook mag deszelfden schilders Schoenmaker heeten, welke laatste puike schilderij aan den heer Coumont, te Brussel, toebehoort.
Flink uitgeschilderd maalde P. Verhaert de Kapel van Jeruzalem te Brugge. Van laatstgenoemde zagen wij ook eene met veel talent afgemaalde Opene plaats eener Vlaamsche herberg. In Th. Cleynhens' Kloosterpand van het oud gasthuis te Lier, anders eene getrouwe voorstelling, scheen ons alles te veel met zwarte lijnen afgeteekend.
F. Van Kuyck leek ons minder krachtig van kleur dan gewoonlijk in zijne twee voor het overige goed bewerkte stukken. Op den dijk van Hoboken en een gezicht op de heide in den Herfst.
Drie der beste leerlingen van Karel Verlat zonden zeer fraaie schilderijen ter pronkzaal, getuigende van eene degelijke leiding, te weten: K. Boom, Kaartspelende jongens en Een Russisch span; H. Hoeben, Hazenvangst, waarvan het landschap zoo uitmuntend als de dieren; L. Van Engelen, Russisch pelgrim, welken wij reeds in Antwerpen zagen en eene kleine Waschbleekerij achter het St.-Martensgodshuis in de Schuitstraat (alias Schoytestraat) te Antwerpen.
H. Bource verrijkte met een belangrijk paar, zijne talrijke gemoedelijke tafereelen uit het visschersleven: Het herstellen der netten en Zij zijn vertrokken.
C. Cap stelde onder den titel Onrust het fraaie stuk ten toon, dat in 1882 te Antwerpen was tentoongesteld en aldaar Een oog in 't zeil heette (zie onzen vorigen jaargang, blz. 161); ook zijn Ruststoorende reisgezel, ons almede van vroeger bekend, maakte te Gent een goed figuur.
P. Kremers' Rampen en genoegens van den winter beviel ons nog meer dan verleden jaar te Antwerpen (zie 1882, blz. 166).
A.J. Madiol (Brussel), De gebroken eieren, een geestig stukje, waarop eene moeder is afgebeeld die haar lompen jongen kastijdt omdat hij gebroken eieren te huis brengt.
L.L. Maillard heeft vorderingen gemaakt, blijkens zijn Kleine morspot en Een slecht karakter, twee van vinding getuigende stukken, wat met de meeste genretafereelen niet het geval is; het tweede vooral verdient de aandacht der liefhebbers.
J. Platteel (Brussel). Kerkgang, eene fraaie schilderij, ontleend aan de zeden en gewoonten der bewoners van het eiland Marken; Heer! geef ons heden ons dagelijksch brood is eveneens eene goed overwogen en keurig bewerkte samenstelling.
L. Abry's Winterdag en Korporaal strekken des schilders penseel en vindingrijkheid tot eer.
E. Claus schilderde een Vlasoogst en Een voorbijvarend schip, die beide koopers vonden; E. Godding, Voorbereiding voor het feest, eigenaardig opgevat en talentvol uitgewerkt.
In J. Anthony's Repetitie in de xve eeuw, alhoewel een zeer goed geschilderd en passend ingedeeld stuk, ontbreekt het den figuren aan natuurlijkheid. Zijne Voorstelling der verloofde vermeldden wij in 1882, blz. 150. Ook in F. Gons' Jonge huishoudster ontmoetten wij eene oude (en aangename) bekende.
P.D. Bergeret (Parijs) schilderde onnavolgbaar waar en levend een mandje zeekreeften, onder den titel: Schaaldieren. E. Chappel heeft eer van zijne Visschen en Bloemen. J. Nauwens, die, voor elke tentoonstelling, iets goeds weet te maken, vergastte de bezoekers der tentoonstelling op een voortreffelijk geteekend en keurig gepenseeld stilleven, getiteld: Voor het feestmaal, een van de allerbeste stukken, welke de pronkzaal in dit vak rijk was.
De tentoonstelling bevatte een niet onaanzienlijk getal portretten, waarvan wij dit van J. Portaels, den bestuurder der Brusselsche academie, door zijnen leerling F. Cormon, als het beste durven roemen. In rang van verdienste volgt, naar ons dunkt, het generaalsportret van J.E. Delaunay. A. Roll en C. Roth zonden mede voortreffelijke portretten in. Sprekend gelijkend is (in zijne onoogelijke lijst, als het eene lijst mag heeten) het kleine portret van Peter Benoit, den bestuurder van de Antwerpsche muziekschool, door J. Van Beers, doch wij hadden de toevoegsels onder en boven het portretje liever weggelaten gezien.
Merkwaardige of verdienstelijke portretten waren voorts tentoongesteld door L. Alma Tadema, mej. L. Abbema (Parijs), L. Banes (Luik), R. Bauduin, H. Bossuwe, E. Bourgeois, E. Busschaert (Brugge), E. Charlet (Brussel), A. Cluysenaer, K. De Kesel, J. Delvin (Gent), A. Delfosse, M. Duyck (Brugge), A. Fock, V. Fontaine (Elsene), N. Gérard (Luik), H. Gervez, mej. H. Gevers, K. Goethals, L. Herbo, J. Janssens, J. Lambeaux, E. Lambrichs (Brussel), J. Lampe (idem), L. Lebrun (idem), Th. Lybaert, L. Maeterlinck, G. Mattelé (Gent), D. Mergaert (Brugge), G. Michel, G. Miry (Gent), K. Ooms, C. Petit, Ch. Pirmez, E. Rentiers (Brussel), mej. A. Roszmann, E. Schepens, mej. A. Symays (Gent), E. Sibert, J.B. Taquin (Namen), F. Tschaggeny (Brussel), L. Tytgadt, J. Van Biesbroeck, W. Van den Eeden (Gent), E. Van der Haeghen (Brussel), J.B. Wittkamp,
De portretten geschilderd door J.F. Simons zijn niet gelukkig: het eerste is veel te log, het tweede te stroef.