De voormalige abdijkerk van Tongerloo en hare kunstschatten.
Vervolg en slot van blz. 144.
Hoe onvolledig en soms onbepaald de voorgebrachte inlichtingen ook zijn nopens de kerk der vijftiende eeuw, zij volstaan toch om ons van deze een gunstig denkbeeld doen op te vatten. Rijk versierd is zij met talrijke schilderstukken, met van goud schitterende triptieken, met gekleurde beelden en helder glinsterende glasramen. Het blijkt dat toen even als later de schoone kunsten eenen machtigen onderstand vonden in den ijver der kloosterlingen om het huis van God, in evenredigheid hunner middelen, prachtig op te tooien.
Uit onze aanhalingen kan men ten andere nog opmerken hoe in dien tijd de stad Herenthals, voorheen eene der voornaamste en der bloeiendste plaatsen der Kempen, talrijke kunstenaars in haren schoot kweekte. Adrianus Heylen, in zijne meer gemelde Verhandelingen over de KempenGa naar voetnoot(1), had het ons reeds gezegd: benevens verscheidene nijverheidstakken, waarvan de lakenweverij de voornaamste wasGa naar voetnoot(2), vond men er kunstbeoefenaars in bijna ieder vak, als schilders, orgelmakers, beeldhouwers, zilverdrijvers, enz.. Aangaande de namen dezer kunstenaars en hunne werken is tot hiertoe weinig of niets aan het licht gebracht. Wellicht zijn hier of daar in openbare of bijzondere archieven nog wel inlichtingen desaangaande in te zamelen.
Mochten zij, die er gelegenheid toe hebben, die bronnen onderzoeken en het gevondene openbaar maken! Zoo ieder, wie kan, zijnen steen bijbrengt, dan wordt het wellicht eens mogelijk in de middeleeuwsche geschiedenis der Kempen een bijzonder hoofdstuk aan hare kunstenaars en kunstvoortbrengsels te wijden.
Waar voordezen Tongerloo's kerk en convent stonden, daar groeit nu de wijnstok, wiens vrucht het sap verschaft, dat in het heilig misoffer veranderd wordt in het aanbiddelijk bloed van den God-Mensch. Die vlakte was nog in vreemde handen, toen het den kloosterlingen gegund werd, den 1en Juli 1840, onder geleide van hunnen overste, den zeer eerwaarden heer Evermodus Backx, een deel der oude abdij te komen betrekken. Voor de goddelijke diensten behielpen zij zich tijdelijk met eene voorloopige kapel; doch weldra bleek die onvoldoende te zijn, en moest men denken aan het bouwen eener ruimere kerk, die men wel genoodzaakt was op eene andere plaats aan te leggen. Dan rees de prachtige tempel op, die, naar de plannen van den kundigen bouwmeester P. Paul Stoop, van Antwerpen, opgetrokken, de bewondering der kenners afdwingt en voor weinige gothieke kerken onzer eeuw moet onderdoen. Op de grondvesten, sinds den 22en Juni 1852 begonnen, legde, met O.-L.-V.-Hemelvaart daaropvolgend, zijne excellentie mgr. Gonella, aartsbisschop van Neo-Cesarea en pauselijke nuntius in België, den eersten steen, en dezelfde kerkvoogd wijdde den voltrokken tempel den 4en Juli 1858.
Voor ongeveer vier en twintig jaren, toen wij ons kloosterleven begonnen, waren de verbrokkelde muren, die het spoor aantoonden van verdwenen gebouwen, talrijker en zichtbaarder dan nu; moeilijk echter, ja onmogelijk was het alsdan reeds, uit de overblijvende puinen iets met zekerheid op te maken over den vorigen toestand. Het geheugt ons hoe wij onzen achtbaren overste, hierboven genoemd, met belangstelling desaangaande ondervroegen en allerhande inlichtingen ten antwoord kregen, en hoe hij er ten slotte de aanbeveling bijvoegde; Wat ik u verhaal, zult gij later aan anderen voortvertellen....
Voor wat de kerk betreft, vervullen de bijdragen, waar wij nu een einde aan stellen, het verlangen van den goedhartigen man, en overtreffen het in zekeren zin, doordien het ons gelukte nog al talrijke schier ongekende bijzonderheden uit de vergetelheid op te graven. Als eene hulde van hoogachting en dankbaarheid dragen wij onzen arbeid op aan de nagedachtenis van hem, wiens onvermoeide vlijt een nieuw Tongerloo uit de puinen verwekte, die, na een acht en twintigjarig bestier het hoofd neerleggend, over eene schier volmaakte herinrichting zich mocht verblijden, en derhalve aanspraak heeft op den naam van tweeden stichter der abdij van Tongerloo.
F. Waltm. Van Spilbeeck.