's Menschen hart
groeit het sterkst gedurende zijn eerste en tweede levensjaar. Het is na 2 jaren dubbel zoo groot als bij de geboorte. Tot het 7de jaar verdubbelt de grootte zich nog eens. Daarna, tot het 15de jaar, gaat de ontwikkeling langzamer. In den tijd die nu volgt, herneemt de sterkere groei. Op het 20e levensjaar is het hart weer 2/3 gegroeid. Dan vermindert de groei, die echter toch nog voortduurt tot het 50e jaar, wanneer het hart een omvang heeft gekregen van 25 tot 28 duim. Daarna neemt het langzamerhand af, gelijk het met alle lichaamsdeelen het geval is. In de kindschheid is bij beide geslachten de omvang van het hart nagenoeg gelijk; maar zoodra de leeftijd van rijpheid intreedt, ontwikkelt het hart des jongelings zich veel sneller dan dat van de maagd; het verschil is wel 1/4 en dat blijft bestaan tot aan het einde des levens. (Deze opgaven zijn van den onlangs overleden professor dr. Benecke, te Marburg.)