Water en land.
Aan eene studie over het wetenschappelijk onderzoek van den zeebodem, van dr. A.J.C. Snijders, van Zutfen, ontleenen wij het volgende belangrijk uittreksel:
De gemiddelde diepte van al de oceanen op aarde is, daar tot nog toe de peilingen te weinig in getal zijn en de noodige gegevens ontbreken, nog niet bij benadering te bepalen. Alleen voor het noordelijk gedeelte van den Atlantischen Oceaan heeft men die met eenige nauwkeurigheid berekend en gevonden dat zij ongeveer 3800 meters bedraagt. Neemt men dit gemiddelde ook aan voor de overige oceanen, dat waarschijnlijk niet te hoog is, dan kunnen wij bij benadering de verhouding leeren kennen van de massa van het zeewater tot die van het vasteland. De gemiddelde hoogte van al het vasteland over de geheele aarde bedraagt ongeveer 320 meters; deze hoogte boven den spiegel der zee zou het vertoonen, als men alle gebergten, bergtoppen, heuvels en andere oneffenheden van den bodem gelijk maakte, zoodat overal de hoogte dezelfde was. De gemiddelde diepte van de zee verhoudt zich dus tot die van het vasteland als 12:1, doch daar de zee tevens eene oppervlakte inneemt, die 3 maal grooter is dan die van het land, bedraagt de hoeveelheid van het zeewater niet minder dan 36 maal die van het vasteland onzer planeet. Wanneer dit laatste in zijn geheel gelijkmatig over den zeebodem werd uitgespreid, zoodat het overal dezelfde hoogte innam, dan zou boven die vaste aardmassa toch nog over de geheele oppervlakte der aarde een oceaan zich uitbreiden met de aanzienlijke hoogte van 3500 meters.