Een middel tegen felle warmte in kamers
wordt gezegd te bestaan, in het hangen, zoo dicht mogelijk onder de zoldering van het vertrek, van met ijs gevulde blikken emmers (liefst ongeverfde). De aan de ijsemmers afgekoelde lucht wordt zwaarder dan de warme lucht; zij daalt derhalve en nieuwe luchtlagen naderen de emmers om insgelijks afgekoeld te worden en weder te dalen. Daardoor geraakt het vertrek spoedig bekoeld. Hangen de emmers niet hoog genoeg, dan brengen zij schier geene koelte aan.