De Vlaamsche School. Jaargang 29
(1883)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voormalige abdijkerk van Tongerloo en hare kunstschatten.3. De verspreiding der kunststukken.Bij den verkoop der abdij waren, naar de uitdrukkelijke bepaling van den aankondigingsbrief, al de kunststukken, zooals altaars, tabernakels, gestoelten, biechtstoelen, orgels, lessenaars, communiebanken, predikstoelen, paneelwerk van bibliotheken, enz., al waren die ook aan de gebouwen nagelvast, daarvan uitgezonderd. Ten deele werden zij naar Antwerpen overgevoerd, maar nog grooter was het aandeel - althans van snijwerk - dat, denkelijk ten gevolge eener nadere overeenkomst, in handen bleef van de aankoopers der gebouwen. Tot in 1833 bewaarde Schwartz, zoo men zegt, eenen stapel van houten en steenen beelden en sieraden, die hij ten prijze van 24,000 frank aan eenen Engelschman zou verkocht hebben. Hij had ze te voren den kloosterlingen te koop aangeboden, maar dewijl deze alsdan niet het minste vooruitzicht hadden eener mogelijke herstelling der abdij, zoo werd die aanbieding van de hand gewezenGa naar voetnoot(1). Toen, eenige jaren later, zij tegen alle hoop een gedeelte der voorvaderlijke woning in bezit kregen, vonden zij er nog enkele stukken, als zijn eenige beelden der biechtstoelen en eenige fragmenten van het tabernakel. Wij hebben reeds opgemerkt dat Schwartz meer bewarend was dan de tweede eigenaar, die eveneens een deel der kunstwerken te zijnen bate schijnt gekregen te hebben, maar welke hij al vroeger vervreemdde. In verscheidene kerken treft men stukken aan, uit de oude abdijkerk herkomstig, hetzij door hem, hetzij door anderen aan dezelve verkocht of geschonken. Zoo vindt men het ten deele verminkte portaal en de orgelkas, door Kerricx gebeiteld, alsook twee steenen beelden, eenen Ecce homo en eenen Gegeeselden Christus, in de kerk van Westerloo; een 25tal der medaillons met borstbeelden van gelukzaligen der orde van Premonstreit, van denzelfden Kerricx, zijn op min gelukkige wijze ten nutte gebracht in de kerk van Hersselt, waar zij het koorgestoelte, de kuip van den predikstoel, de balustrade van het doxaal en de biechtstoelen tot versiering dienen. Een Augustinusbeeld, in dezelfde kerk tot steun van den predikstoel gebruikt, heeft waarschijnlijk denzelfden oorsprong. Te Tremeloo ziet men een levensgroot Norbertus- en een Augustinusbeeld, die men zegt ook van Tongerloo voort te komen. Van de heiligenbeelden der biechtstoelen zijn er vier: de HH. Petrus, Maria Magdalena, Joannes-Baptista en Hieronymus, te Rozendaal, en de termbeelden werden opnieuw tot biechtstoelen ingericht in de parochiekerk van Tongerloo. De kunstwerken naar Antwerpen overgebracht, werden voorloopig nedergezet in de kerk der kleine Karmelieten. Eene lijst, den 11en Fructidor, jaar vi (28en Augustus 1798) opgemaakt door de zorg van W.J. Herreyns, vermeldt vier albasten beelden, van Tongerloo gekomen, in beschadigden staat en, volgens eene andere lijst, bestemd om verkocht te wordenGa naar voetnoot(1), namelijk een H.-Catharinabeeld, vermoedelijk hetzelfde dat Joost van Santvoort in 1545 beitelde, en drie SibyllenGa naar voetnoot(2), ongetwijfeld de drie beelden van Koenraad Meyt, die het tabernakel ondersteunden. Volgens een gezegde, door wijlen onzen medebroeder Godefridus Mertens aangeteekend, zouden enkele der beelden, die thans den gevel der Sint-Caroluskerk versieren, van Tongerloo zijn gekomen, en werd het O.-L.-V.-beeld van het hoogaltaar der abdijkerk, te Antwerpen tot platen gezaagd. De marmeren kolommen van hetzelfde altaar werden in 1805 ter beschikking gesteld van de fabriek der hoofdkerk, als blijkt uit het volgende schrijven: Département des Deux Nèthes.
1r Bureau.
Objets d'art.
No 8010. Anvers, le 20 frimaire an 14.
Le Maire de la ville d'Anvers,
Membre de la Légion d'honneur,
à Messieurs Herreyns et Van Brée,
Professeurs à l'académie de peinture etc.
Messieurs, J'ai l'honneur de vous prévenir que Monsieur le Préfet a mis à la disposition des Marguilliers de l'église notre Dame de cette ville les neuf colonnes de marbre récemment arrivées de Tongerloo, et qui ont été déposées au museum. Veuillez, Messieurs, leur en faire la remise lorsqu'ils se présenteront, et m'accuser réception de la présente. J'ai l'honneur de vous saluer avec considèration. (get.) Jean H. WerbrouckGa naar voetnoot(3). Vier dezer kolommen zijn waarschijnlijk gebruikt door den bouwmeester Petrus CoreblomGa naar voetnoot(4) aan het doxaal der O.-L.-Vrouwekerk, en vier andere zijn later benuttigd aan de portalen Noord en Zuid in St.-Jacobskerk te Antwerpen. Onder de voorname beeldhouwwerken, waarover bepaalde inlichtingen ons ontbreken, noemen wij het tabernakel. Eene tentoonstelling van Mechelsche oudheden was ten jare 1863 ingericht te Mechelen door de Sint-Jansgilde, bijgenaamd de Peoene, ter gelegenheid van het 875ste jubeljaar van O.-L.-V. van Hanswijk, en daar zag men eene teekening van den Mechelschen beeldhouwer Theodoor Verhaegen (1701-1759), volgens opgave van den catalogus, het gestoelte der abdij van Tongerloo voorstellendeGa naar voetnoot(5). Volgens ingewonnen inlichtingen heeft de maker van den catalogus zich deerlijk vergist. De tentoongestelde teekening van Verhaegen vertoonde niet het gestoelte van Tongerloo, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwerpsch museum.
Jacobus De Bue, tafereel van W.J. Herreyns, houtsnede van D. Verest. maar dat van Sint-Bernardsabdij, hetzelfde dat nu de kerk van Wouw (Noord-Brabant) versiert. - De Biographie nationale, die, ondanks het hooggeleerde korps met de bewerking belast, soms ook al het bewijs van 's menschen feilbaarheid levert, bevestigt dat Matthijs de Waeyer en Kersten Sweluwen buiten het gestoelte, een wel uitgevoerd doxaal voor de abdijkerk beitelden, op den voorkant versierd met zeventien groepen en acht beelden, en dat zou gemaakt zijn in 1530Ga naar voetnoot(1). Schoon de verzekering zoo stellig zij, veroorloven wij ons ze in twijfel te trekken, daar het blijkt uit het aangetoonde bij ons eerste bezoek, dat in 1545 Jan van Dyck, alias van Noyen, het doxaal maakte. Doch keeren we op onze stappen niet terug; gaan wij liever voort met de bijzonderste verliezen op te nemen door het omwentelingstempeest veroorzaakt. Talrijke schilderijen, zelfs van die waarvan het bewezen is dat zij naar Antwerpen werden overgevoerd, verdwijnen, deze vroeger, gene later, spoorloos. Noch van de Rubensschilderij, noch van de Evangelisten van Floris, noch van den Salvator | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoo gezegd van Van Eyck, of van Quinten Matsijs, noch van de vermelde tafereelen uit den refter van Goubau, noch van de vier altaartafereelen in den tweeden staat der kerk, noch van menige andere schilderstukken gelukte het ons het spoor terug te vinden. Desaangaande weten wij enkel uit een onvolledig bericht, dat omtrent het jaar 1825 een kunsthandelaar acht schilderijen, waaronder de Martelie van den H. Laurentius door Lange Jan, en andere kunststukken, van Tongerloo voortgekomen, te Gent of in de omstreek verkocht. In het bijzonder betreuren wij het verlies van het oud hoogaltaartriptiek en van de zoogenaamde Begiftiging van Calmpthout door Gozewijn Van der Weyden, die, zoo men ze mocht ontdekken, - gemakkelijk zijn ze te onderscheiden uit de beschrijving door ons voorgebracht - den meester nader zouden doen kennen, en den maatstaf geven om over andere hem toegeëigende werken te oordeelen. De Sinte-Dymphnatafereelen, welke in 1837 de heer Lebon, burgemeester van Gheel, in handen hadGa naar voetnoot(1), zijn met het Avondmaal van L. da Vinci en de twee refterschilderijen van Quellin de voornaamste van de vroeger vermelde, die tot de heringerichte abdij wederkeerden. Eene volledige lijst van de stukken naar Antwerpen gebracht, hebben wij niet gevonden, doch weten, dank aan de inlichtingen door den heer Ph. Rombouts, griffier der Antwerpsche academie, welwillend ons medegedeeld, dat daar ten minste 31 tafereelen aanlandden. In de lijst van 11en Fructidor jaar vi (28en Augustus 1798) van de schilderijen, door Herreyns teruggevonden in de kerk der kleine Karmelieten, en voor de Centrale School bestemd, hebben wij de acht tafereelen, die het koor versierden, de twee groote doeken van Kerricx, en eene in drie stukken verbrokene Kruisiging op paneelGa naar voetnoot(2). Door het volgende schrijven van 21en Ventôse jaar xiii (12en Maart 1805), stelte de prefect van het departement nog 20 schilderijen ten dienste der schilderacademie: Préfecture des Deux Nèthes.
3me Bureau.
Académie de peinture. Anvers, le 21 Ventôse an 13.
Le Préfet du département des Deux-Nèthes,
Commandant de la Légion d'honneur,
A Monsieur Herreyns, Directeur de l'Académie
de peinture d'Anvers.
Je ne saurais, Monsieur, mieux confier le soin de la conservation des objets d'art et de sciences qui m'est imposé par les lois, qu'en vous chargeant de le remplir. J'ai donc l'honneur de vous adresser 17 tableauxGa naar voetnoot(3) provenant de l'abbaye de Tongerloo que je mets sous votre surveillance à la disposition de l'académie de peinture dont vous avez la direction. Plusieurs de ces tableaux sont en mauvais état, veuillez je vous prie les faire restaurer. Je joins ici un inventaire en double expédition, veuillez en déposer une aux archives de l'académie et me renvoyer l'autre avec votre reçu. J'ai l'honneur de vous saluer. Le Conseiller de Préfecture représentant le Préfet absent, (get.) P.J. Van PeltGa naar voetnoot(1). Op twee uitzonderingen na, vinden wij al die tafereelen weder in eenen catalogus door Herreyns opgemaakt ingevolge van eenen brief van 4en October 1806, waardoor de prefect Cochon den bestierder der academie eene keizerlijke beslissing mededeelt, de bijvoeging van den catalogus aan de begrooting bevelend, zoo men geldelijke toelagen wil bekomen. De twee stukken hier vermist zijn Een landschap met twee kwakkels op doekGa naar voetnoot(2), en de boven vermelde Kruisiging op paneel. Dit laatste was in 1799, met goedkeuring van den bestierraad der Centrale School, gebruikt aan de schappen der bibliotheek van het gesticht. Ziehier die vreemde toelating: Le conseil d'administration de l'Ecole Centrale du Département des Deux-Nèthes certifie que le Professeur de dessin a remis au cn Blom architecte entrepreneur de la boiserie de la Bibliothèque de la dite école des planches provenant d'un tableau dont la peinture était tout à fait détruite pour être employées à la confection de quelques tablettes de la même Bibliothèque. Ce tableau venu de la ci-devant abbaye de Tongerloo est cotté (sic) à l'inventaire de ceux déposés à l'École sous le No 102. Fait à Anvers le 3 Messidor an vii. (get.) DekinGa naar voetnoot(3). De lijst, door Herreyns aan den prefect overgeleverd, begrijpt de navolgende stukken, met opgave van de maat en van de waardeering van dien tijdGa naar voetnoot(4). Bij de oorspronkelijke volgnummers voegen wij, tusschen haakjes, die van den hedendaagschen catalogus, waar er reden toe is:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten jare 1806 waren er dus nog 29 tafereelen van Tongerloo in de schilderacademie aanwezig, maar naarmate wij jongere lijsten raadplegen vermindert dat getal. In de lijst der kunststukken uit Frankrijk wedergekeerd, vermissen wij er zeven, namelijk het Portret van Pius VI (n. 72) en eene Boetvaardige (n. 80) van onbekende meesters; de twee tafereelen van Quellin (nn. 202, 203); een van Janssens (n. 204); en twee paneeltjes van Frank den jonge (n. 84). Van de 22 blijvende, ontbreken er wederom negen in den catalogus van 1820, te weten: de zoogezegde kopie van Tintoret (n. 75); de Aanbidding der wijzen van Schaken (n. 77); de kopie naar Murillo (n. 78); het Mariabeeld van eenen ongekende (n. 79); de Martelie van S.-Catharina, door Franken (n. 83); drie der Sint-Norbertustafereelen van Van Orley (n. 200); en de Genezing van den lamme, door Janssens (n. 201). Ter uitneming van de kopie naar Rubens: Afdoening van het kruis (n. 76), zijn de overige vermeld in den catalogus van heden; men vindt er ook het Portret van Pius VI van eenen ongekende (n. 72) en de Martelie van S.-Catharina door Franken (n. 83) in weder, zoo dat er ten slotte nog 14 tafereelen in het Antwerpsch museum overblijven van de 31 die daarheen werden gezonden. Wat met de andere gebeurde? Een hebben wij zien verbruiken aan de schappen der bibliotheek; twee werden geschonken aan het museum van Mechelen, namelijk de zoogezegde kopieën naar Tintoret en naar Murillo (nn. 75, 78); in den catalogus van die verzameling staan zij vermeld onder de werken van ongekende meestersGa naar voetnoot(1); voor al de andere blijven wij het antwoord schuldig. Mocht iemand kennis hebben van ergens berustende schilderijen of andere kunststukken, uit Tongerloo herkomstig, hij zou ons eenen dienst bewijzen met ons daarover in te lichten, opdat het ons eens gelukke eene volledige lijst daarvan op te maken met aanwijzing der plaatsen waar zij zich thans bevinden, schoon het te vreezen zij dat, gelijk de kerk onder den breekhamer viel, zoo ook talrijke kunstwerken aan de vernieling niet ontsnapten. (Wordt voortgezet.) F. Waltm. Van Spilbeeck. |
|