De Vlaamsche School. Jaargang 29
(1883)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijFeest ter eere van vrouwe Courtmans.
| |
[pagina 103]
| |
‘Geachte heeren voorzitters en leden der feestcommissie, waarde Vlaamsche en Nederlandsche zusters en broeders, Hebt dank! Uit al de Dietsche gouwen zijt gij saamgesneld om der lieve moeder, om de eerbiedwaardige schrijfster den lauwerkrans om de grijze slapen te strengelen. Hebt dank! O die schoone, die heugelijke lentedag, o die schitterende dag van zege voor de moeder, van hope voor het volk. Een ontzaggelijke jubelkreet doorboort het luchtruim, een lied van liefde klimt ten hooge, terwijl de lieve moeder zalig weent. Gij, begaafde kunstenaar, gaaft naar waarheid de edele trekken terug van haar voor wie heden de standaards der Vlaamsche kringen eerbiedig nederbuigen, en binnen jaren zullen hare dankbare kleinkinderen voor hare beeltenis nederknielen en murmelen: “Zij was goed.” En binnen jaren, vele jaren, zullen ook de telgen van het herboren Vlaanderland de heerlijke voortbrengselen van uw talent bewonderen, die gij, o Vlaamsche beeldhouwers, Vlaamsche kunstschilders, Vlaamsche toondichters, aan de voeten uwer kunstzuster nederlegt, en wellicht zullen zij zeggen: “Zij was groot.” En de letterbroeders, de medewerkers op het dorre veld van volksontwikkeling en volksbeschaving, vlechten geurige kronen en zingen welluidende lofliederen: 't Is feest in Vlaanderland! En juichend doorstroomen machtige volksdrommen Maldeghems stille straten en brengen hulde aan haar die zooveel voor Vlaandrens welvaart heeft gezwoegd en geleden. O die heerlijke lentezonne! o die heugelijke gloriedag der aangebeden moeder! Gij allen die met kloppend harte rond mij geschaard de lieve grijze huldigt, gij allen ontvangt haren zegenwensch, der reine en vrije ziel ontsprongen. En leert van mij het geheim harer verhevene en grootsche gaven: de Vlaamsche vrouw heeft den weg der ziel van het volk gevonden omdat zij hare lijdende broeders, hare miskende zusters zoo teeder heeft bemind. Ik roep u, o Hiel, o prachtige dichter, u dien ik met zooveel vreugde in ons midden zie; gij die naar waarheid zingt: “Uw volk hebt ge als kinderen lief!” ik roep u allen tot getuigen op, gij, die haren veelbewogen levensloop hebt nagegaan. Volk, gij laat uw machtwoord hooren. Wanneer gij de verre reize naar onze stille gemeente hebt ondernomen, waart gij de kinderen die de moeder kwaamt vereeren. Voor u, de nederigen en de verdrukten, heeft zij gezwoegd en geleden. Jaren lang was de strijd bitter en hopeloos. Na het zielgrievend verlies van haren echtgenoot, onzen onvergetelijken vader, wiens verdiensten zoo trouw door onzen achtbaren voorzitter werden afgeschetst, heeft de Vlaamsche schrijfster menige bange nachten doorleefd. Zij heeft veel geweend maar nooit geklaagd. Want een hart dat vrij is kan breken, het kan niet buigen. En een hart dat vrij is en rein en fier, breekt nooit zoolang de plicht gebiedt onverwrikbaar pal te staan. Wat zij voor hare geliefde kinderen en kleinkinderen heeft getreurd en geleden, dit blijft een geheim tusschen haar en Gode! En wat zij voor het Vlaamsche volk heeft gestreden, dit alles, o Vlaamsche broeders en zusters, is u diep in het hart gegrift. Dit getuigt het schitterend onthaal dat gij der lieve moeder hebt bereid, dit getuigen uwe ontroerde wezenstrekken, uwe diepe aandoening. Zij zag een volk, het rechtzinnigste volk der aarde, dat ten onrechte werd vernederd en dat gedwee het hoofd boog voor vreemde dwingelandij. Dit volk wilde en zou zij helpen redden, want het verval van onzen landaard dompelde hare ziel in rouw. Zij zag den vreemdeling meester in den lande, zij zag de duistere geestverdoovende schaduw die den eens zoo schitterenden hemeltrans bewolkte. Zij zag machtige vooroordeelen het edele en reine bevlekken. Zij zag de kinderen en broeders vernederd en verdrukt om de feilen hunner nabestaanden. Zij begreep dat in het volk de kiem lag eener glansrijke toekomst, en nacht en dag was de zedelijke en stoffelijke wedergeboorte van Vlaanderen, haar teergeliefd Vlaanderen, het koortsig nagejaagd doel van haren onverpoosden letterstrijd. God dank! een nieuw daglicht is voor Vlaanderen opgegaan. Honderde dapperen zijn moedig het glorieveld ingetreden, en rukken vooruit met den kreet op de lippen: “Door het volk voor het volk.” En het volk luistert en hoopt en aanschouwt reeds in het naderend verschiet den eersten lichtstraal der ontvoogding. Een volk, wij hebben er allen de innige overtuiging van, een volk dat zijne strijders eert, zal en kan en mag niet vergaan. Mijn laatste woord zeg ik in den naam der moeder: Lieve medestrijders, lieve kinderen, weest gezegend en gedankt.’ Met deze edele en voorzeker uit het hart opgewelde woorden, die een diepen indruk maakten, werd de schoone plechtigheid op eene waardige wijze besloten. Des avonds was de gansche gemeente schitterend verlicht. Van mev, Courtmans is den 20n Mei de volgende open dankbrief uitgegaan: | |
‘Aan de Vlaamsche bevolking,Mijn harte voelt de behoefte u allen mijnen diepgevoelden dank te betuigen. Met duizenden hebt gij eene verre meest moeilijke reize ondernomen, om de grijze letterkundige, die u allen zoo toegenegen is, een genoegelijken en hartroerenden zegedag te bezorgen. Mijne aandoening heeft u gezegd hoe diep die bewijzen van toegenegenheid mij hebben getroffen. Honderde anderen, aan hunne woonstede gekluisterd, hebben mij schriftelijk hunne vriendelijke groete gezonden. Uit den grond der ziele bedank ik u. Den schoonsten dag mijns levens ben ik u verschuldigd, en alle uren mijns levens zal ik die gelukkige stonden gedenken. Mijne laatste krachten blijven der zoo heilige volkszaak gewijd en mijn zegen rust op u allen. Vrouwe Courtmans geb. Berchmans. Maldegem, 20 Mei 1883.’ Niet juist mannen van genie brengen de wereld in beweging en leiden haar voort, maar mannen van standvastigheid, wilskracht en onvermoeiden iever. |
|