Eene Italiaansche vertelling.
Een Venetiaansch edelman, met name Vitalis, was eens op de jacht en viel in eenen kuil, die gegraven was om wilde dieren te vangen. Als ik u vertel, dat hij er een ganschen nacht en dag in doorbracht, behoef ik u niet te zeggen, wat een angst hij uitstond. De kuil was diep en donker. Vitalis wilde eens rondtasten, of hij niet een stuk boomwortel vond, waarmede hij zich uit zijne gevangenis zou kunnen redden; maar hij hoorde zulke verwarde en ongewone geluiden - een dof gebrom, een onderdrukt gefluit, een klagend gehuil, - dat de grootste vrees hem beving. Hij drong zich in eenen hoek en wachtte daar, verstijfd van schrik, zijn lot af.
In den morgen van den tweeden dag hoorde hij iemand op eenigen afstand van den kuil voorbijgaan; met klagende stem ving hij toen aan te roepen: ‘Help, help! red mij uit den kuil!’
't Was een boer, die door het bosch ging. Toen hij die stem daar in den kuil hoorde, werd hij eerst door schrik bevangen; maar hij vermande zich, naderde den kuil en vroeg wie er in zat.
- Een arme jager, bij ongeluk hierin gevallen, en die reeds een heelen dag en nacht hier gevangen zit; in den naam van Onzen-lieven-Heer, haal mij er uit - ik zal u goed beloonen.
- Ik zal doen wat ik kan, sprak de boer.
En Massaccio (zoo heette de boer) nam het mes, dat aan zijnen gordel hing, en sneed daarmede een langen boomtak af, sterk genoeg om een mensch te dragen.
- Heer jager, sprak hij, luister goed, wat ik u zeggen zal. Ik steek dezen tak in den kuil; ik laat hem tegen den zijwand steunen en houd hem aan 't andere eind stevig vast, dan kunt gij er langs naar boven klimmen.
- Best, riep Vitalis, vraag mij wat gij wilt, ik zal 't u geven....
- Och, God! ik vraag u niets om u daaruit te trekken; maar ik ga trouwen; geef dan iets, wat gij wilt, aan mijne bruid.
Bij deze woorden stak Massaccio den stok in den kuil; spoedig voelde hij, dat hij zwaarder werd, en op 'tzelfde oogenblik sprong een aap vroolijk uit den kuil. Evenals Vitalis was hij in den kuil geraakt, maar vlugger was hij geweest in het grijpen naar den tak van Massaccio. Deze vluchtte bij 't gezicht van den aap, zeggende: ‘De duivel heeft in dien kuil tot mij gesproken.’
- Verlaat gij mij nu? riep Vitalis met klagende stem. Och, goede vriend, in Christus' naam, in naam uwer bruid, red mij, smeek ik u! Ik zal u een bruidschat geven, ik zal u rijk maken. Ik ben signor Vitalis, een rijk Venetiër; laat mij toch in dezen ellendigen kuil niet van honger omkomen.
Massaccio laat zich verbidden; hij komt terug naar den kuil en steekt opnieuw zijnen tak naar omlaag. Hij trekt een leeuw op, die terwijl hij op den kant springt, het uitbrult van vreugde.
- O, stellig is het de duivel, roept Massaccio uit, en geheel ontsteld neemt hij de vlucht. Op eenige schreden echter houdt hij weer stand bij het hooren der noodkreten van Vitalis.
- Och, God! Och, God! roept deze, van honger te moeten sterven in eenen kuil! Zal dan niemand mij te hulp komen? Wie gij zijn moogt, ik smeek u, keer terug, laat mij niet sterven, wijl gij mij kunt redden. Ik zal u een huis, land, koeien, goud schenken; ja, al wat gij begeert, red mij!
Massaccio kwam terug en stak den boomtak weer omlaag. Hij haalde eene slang op, die vroolijk siste toen zij op den rand schuifelde.
Massaccio viel, half dood van schrik, op de knieën en prevelde de gebeden, die men hem geleerd had om den duivel te verdrijven. Hij kwam slechts tot zich zelven door de herhaalde wanhoopskreten van Vitalis.
- Niemand! riep hij, niemand! Dus zal ik sterven! Och, God! och, God!
En hij schreide en snikte.
- Maar dat is toch de stem van een mensch, sprak Massaccio.
- O! zoo gij daar zijt, riep Vitalis, red mij, in den naam van alles wat u dierbaar is; laat mij ten minste te huis sterven en niet in dit akelig hol. Ik kan niet meer. Mijne stem verdooft! Red mij! Wilt gij mijn paleis te Venetië, mijne goederen, mijne eer? Ik geef ze u alle. Ik moge hier den dood vinden, als ik mijn woord breken zou. Het leven slechts, red mij het leven!
Massaccio kon geen weerstand bieden aan zulke gebeden, gemengd met dergelijke beloften. Wederom stak hij den boomtak naar omlaag.
- Hebt gij hem nu eindelijk vast? vroeg hij.
- Ja, antwoordde Vitalis. En ditmaal trok de boer een mensch uit den kuil.
Terwijl hij uit den kuil sprong, slaakte de uitgeputte Vitalis een vreugdekreet en viel terstond in de armen van Massaccio in zwijm. Massaccio ondersteunde hem, hielp hem en deed zijn best, hem weer tot bewustzijn te brengen. Vervolgens bood hij hem den arm en sprak:
- Laat ons beproeven, dit bosch te verlaten.
Vitalis ging met moeite, - hij was uitgeput van honger.
- Eet dit stuk brood, sprak Massaccio. En hij gaf hem een stuk brood, dat hij in den zak had.
- Mijn weldoener, mijn engelbewaarder! sprak Vitalis tot Massaccio, hoe zal ik u ooit kunnen beloonen?
- Gij hebt mij eene huwelijksgift beloofd voor mijne bruid en uw paleis te Venetië voor mij.
Vitalis begon zijne krachten te herwinnen.
- Ja, stellig, ik zal uwe uitverkorene een bruidschat schenken, en een rijken ook, mijn waarde Massaccio! Ik wil, dat gij de rijkste boer van uw dorp wordt. Waar woont gij?
- Te Cacaletta, in het bosch; maar ik wil gaarne mijn dorpje verlaten om te Venetië in het paleis te gaan wonen, dat gij mij beloofd hebt.