Meigroet.
(Eenige brave inwoners van Berchem-bij-Antwerpen hebben de gewoonte in den nacht van den 1n Mei eenen boom te planten voor het beeld van Onze-Lieve-Vrouw, ter plaatse genaamd Stuivenberg. Dit jaar is het de vijftigste maal dat die plechtige planting geschiedde. Te dezer gelegenheid heeft de dichter, op verzoek dier lieden, het volgende geschreven dat onder het heilige beeld hangt.)
Welkom! welkom, lieve meimaand,
Gij die veld en bloemen tooit,
Gij die, tot Maria's glorie,
De eerste jonge bloemen strooit!
Welkom! gij die, uit den vreemde,
't Koudeschuckter vogelijn
Herwaarts loktet om een zanger
Welkom! gij die aan Natura
't Frissche maagdenkleed bewaart,
Om der Maagden koninginne
Te vereeren hier op aard!
Welkom! gij, aan Godes Moeder
Breng ons dus, ter Harer eere,
Steeds uw bonte bloemensprei!....
Heilge Moeder, zie genadig
Op het arme menschdom neêr:
Keer de straffen die ons tarten;
Bid voor ons den Opperheer
Dat Hij de aarde steeds bevruchte,
Dat de landbouw bloeien moog,
Dat de mensch die, steeds gelaten,
Tot Uwe eer de knieën boog,
Na zijn zwoegen, reeds op aarde,
Door Uw voorspraak, eenig loon
Moge vinden, beste Moeder!
Vraag, ach! vraag dit aan uw zoon;
Vraag dat Hij de macht der helle
Zou beperken, want helaas!
Meer dan ooit verduurt de goede
Van het trotsche duivlenaas;
Meer dan ooit moet op de wereld
Menig werk van zielenheil
Onderdoen voor aardsche trotschheid,
Voor wat helsch is, wulpsch en geil.
Blijf de toevlucht aller zondaars,
Leid hen allen tot de deugd.
Troosteresse der bedrukten,
Laat toch hen nooit ongetroost
Die uw beeld reeds vijftig jaren
Hier versieren onverpoosd.
Als der tijden gouden naald
D'eersten Mei heeft aangewezen,
Wordt hij plechtig hier onthaald
En gevierd ter Uwer eere,
Koningin der Englenschaar.
Goede Moeder, Hulp der Christnen,
Zie met liefde 't gansche jaar
Op die brave kindren neder;
Geef hun vreugde door hun kroost,
Geef hun voorspoed hier op aarde,
Wees in 't lijden hunne troost.
Bid voor hen, o deur des Hemels!
Bid voor hen in hunnen nood!
Bid voor al de schepslen Godes,
Maar vooral in 't uur der dood.
|
|