De zeeziekte
openbaart zich bij de dieren op zeer verschillende wijzen. Alle dieren, zonder onderscheid, worden op zee tammer; zelfs de wildste schijnen een gevoel van zwakte te ondervinden. Apen hebben veel van de zeeziekte te lijden; ook gevoelen de vogels den invloed der zee, want zij zingen gedurende de reis niet. Kippen en ganzen worden zeer spoedig mager; de hanen kraaien niet meer; vele duiven sterven; slechts de eenden blijven vroolijk en behouden haren eetlust. Katten en honden gedragen zich zeer onrustig, de eersten worden schuw en verschuilen zich het grootste deel van den dag; de honden houden zich gaarne in de nabijheid van den mensch op en verliezen den eetlust. De stijfkoppigste ossen, buffels en paarden gewennen zich op zee spoedig aan hunne oppassers. Alleen op varkens en slangen schijnt de zee hoegenaamd geenen invloed te hebben.