Kunstdieverij.
In het begin dezes jaars werd door den heer Carl Brun, uit Zurich, in het kunstblad van den heer E.A. Seeman, te Leipzig, eene zeer belangrijke studie gegeven, naar aanleiding van eene oneerlijke daad, die een paar honderd jaren geleden begaan werd en tot nog toe niet of niet geheel in het licht was gesteld. De heer Ad. Siret, bestuurder van het Journal des beaux-arts, bewerkte voor zijn blad eene vertaling van het merkwaardig stuk van den heer Carl Brun en stelde ons zeer welwillend in staat de daar bijgevoegde afbeeldingen onder de oogen onzer lezers te brengen. Maar allereerst gelieve men die afbeeldingen, ieder op zich zelve, nauwkeurig te beschouwen, zoo in hare hoofdomtrekken als in hare onderdeelen.
Muurschildering van Andreas Mantegna 1430 + 1505.
Dan geve men zich de moeite, de eene plaat met de andere te vergelijken: de samenstellingen, in haar geheel genomen, de onderwerpen, de gronden waarop zij werden uitgewerkt en ingedeeld, de figuren, de bijhoorigheden enz., enz.
Om dit een en ander gemakkelijker te maken, werden de platen hierboven over elkaar geplaatst.
Reeds bij eene zeer oppervlakkige beschouwing ontvangt men den indruk, dat de voorstelling op de eene plaat sprekend gelijkt aan die der andere, ten minste over het geheel genomen.
Gaat men de platen in omstandigheden na, dan komt men tot de gevolgtrekking, dat de eene samenstelling of eene herhaling is van de andere of ten minste eene gewijzigde omwerking daarvan.
Inderdaad is dit laatste het geval en het was om zulks handtastelijk aan te toonen, dat de heer Carl Brun de twee platen tegenover elkander stelde en de studie schreef waarvan wij hier gewagen.
Van eene oneerlijke daad, zooals wij reeds hooger zeiden, is hier zeker de rede.
Hij, ten wiens nadeele de daad werd gepleegd, is de uitstekende Italiaansche schilder en plaatsnijder, Andreas Mantegna, in het jaar 1430 geboren en in 1505 overleden.
En de kunstenaar die zich aan de bedoelde oneerlijkheid gelegen liet, is de bekwame Duitsche plaatsnijder D. Hopfer, van wien vele platen tot ons gekomen zijn, waarop het jaartal 1527 voorkomt. Van omstreeks denzelfden tijd (1520-1523) heeft men een groot getal platen van twee andere Duitsche plaatsnijders van denzelfden naam: Lambrecht en Hieronymus Hopfer. De heer Carl Brun betoogt, dat geen van de drie Hopfers eene eerste plaats kan bekleeden, hoeveel vaardigheid en niet te miskennen bekwaamheid zij ook in hun vak bezaten. Volgens hem, waren vooral Lambrecht en Hiero-