Letternieuws,
uitgegeven door de vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels onder leiding van J.F. Van Someren, adsistent der universiteitsbibliotheek te Amsterdam, geeft in zijn 5e nummer, gedagteekend van 1 Juni 1882, het volgende te lezen:
‘Het orgaan der kunst ten onzent. Onder dezen titel schreef Simon Gorter in de Gids van 1861 een als altijd keurig gestileerd opstel. Waarom we er nu, ruim twintig jaren later, aan herinneren? Omdat we thans meer dan ooit het gemis van een orgaan der kunst ten onzent betreuren. De Kunstkronijk is langzamerhand een oud besje geworden, met moeite haar kwijnend leven door eene verloting in stand houdende. Tekst? voornamelijk romantische lectuur; platen? in hoofdzaak gravures van of naar buitenlandsche meesters. Prijs? zoo hoog, dat alleen goed gespekte beurzen den aankoop kunnen bekostigen. Ook de Nederlandsche Kunstbode, eenmaal een veel belovend plantje, is ter ziele; ze overleed, zegt men, “om redenen van huishoudelijken aard.” De Nederlandsche Spectator geeft, wel is waar, nu en dan degelijke artikelen over Nederlandsche kunst en kunstgesehiedenis, maar is daarmeê al spaarzamer en spaarzamer. Is het niet verklaarbaar, dat we thans reikhalzend uitzien naar een nieuwen tolk der kunst? Zou een orgaan, dat zich ten taak stelt om zoowel de geschiedenis van het kunstverleden der Nederlandsche gewesten aan te vullen en op te bouwen als om het wezen en den voortgang der hedendaagsche kunst te schetsen en aan te toonen; - dat de werken der kunstenaars door tekst en platen beide aan het publiek bekend maakt en den kunstzin van het publiek ontwikkelt, leidt en ter toepassing aanmoedigt, - zou zulk een orgaan, vragen wij, geen kans op bestaan hebben? Een zoodanig tijdschrift was vroeger in België De Vlaamsche School, prijzenswaard door tekst, door platen en door billijken koopprijs. Waarom die uitgave gestaakt is, weten wij niet. Och, mochten Nederlandsche als Vlaamsche letterkundigen en kunstbroeders de handen in eenslaan, en een tijdschrift vestigen, dat den goeden tekst en de fraaie uitvoering van den
Kunstbode en De Vlaamsche School in zich vereenige! Dat deze regelen daartoe het hunne bijdragen!
Q.N.’
Schrijver van vorenstaande regelen schijnt nopens België minder goed ingelicht te wezen dan zijne medewerking aan een blad voor de belangen des boekhandels mocht doen verwachten. Immers de uitgaaf van de Vlaamsche School, die haar 28sten jaargang beleeft, is gedurende al dien tijd nooit opgeschorst of gestaakt geweest.