De Vlaamsche School. Jaargang 28
(1882)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 106]
| |
Dirck Van Paesschen.Het volgende dient tot aanvulling en terechtwijzing van hetgene wij, in den vorigen jaargang van dit tijdschrift, op blz. 194-195, nopens dezen persoon hebben gezegd. Toen Dirck Van Paesschen, na het vergaan van zijn eerste schip, in de maand Mei 1516, naar Antwerpen was teruggekeerd, wist hij rechts en links geld op leening te bekomen en deed alsdan een nieuw vaartuig bouwen, aan hetwelk de naam van Salvator werd gegeven, en waarmee hij, ten jare 1518, nogmaals voor de kusten van Syrië op reis ging. Ongetwijfeld leverde deze laatste scheepstocht hem geene voldoende winsten op; althans, bij zijne weerkomst kon hij zijne schuldeischers niet betalen en geraakte met hen in moeielijkheden. Om zich daaruit te redden, verkocht hij de Salvator, met gansch den inventaris, aan Augustijn Terygo, een Genueesch koopman, voor de som van 590 ponden grooten Vlaamsch, dat is omtrent 14,000 fr., een zeer aanzienlijke prijs voor dien tijd, en op 27 April 1521 werden zijne schuldeischers uitgenoodigd om binnen de veertien dagen, hun aandeel ervan op het stadhuis te komen ontvangen, zooals blijkt uit het volgende stuk, afgeschreven uit de Gebodboeken van Antwerpen, berustende op het stedelijk archief: Gepubliceert ende vutgeroepen by, hee̅n Clause van Lye̅, De Salvator maakte in 1521 deel eener vloot, ter bescherming van de Nederlandsche haringvisschers, doch alsdan voerde jonker Willem van Cats er als kapitein het bevel over. Wat de afbeelding betreft welke wij op hooger gemelde blz. 195 des vorigen jaargangs meegedeeld hebben, dit is die van het eerste schip van Dirck Van Paesschen. Antwerpen. J. Staes. De klok klinkt waar men ze trekt. |
|