De Vlaamsche School. Jaargang 28
(1882)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 85]
| |
Het Vlas.Ga naar voetnoot(1)
Als ik was jong en schoon,
Droeg ik een blauwe kroon;
Als ik was oud en stijf,
Kreeg ik veel slagen op mijn lijf;
Als ik die slagen had verdragen,
Werd ik van prinsen en koningen gedragen;
En als ik voor niets meer docht,
Dan werd ik in de school gebrochtGa naar voetnoot(2).
Dat is het bloemenraadsel van het Vlas, raadsel in gansch den Vlaamschen lande bekend. Onnoodig hier de goede eigenschappen dier plant - die bron van Vlaanderen's vroegere welvaart - op te sommen: iedereen weet dat hare bastvezels tot linnen verwerkt worden, dat hare zaden de lijnolie en goede plaasters voor de geneeskunde geven. In gansch Europa wordt het Vlas gekweekt. Echter van waar het afkomstig is - uit de Noorder- of Zuiderlanden - dat is niet uitgemaakt.Ga naar voetnoot(3) Eene zee van groen met liefelijk blauw overtogen - zoo schijnt een vlasakker ons op het einde der Meimaand. En als de wind over die zee speelt, er baren over blaast en de bloemekens knikken doet, dan willen die blauwe en groene baren ons iets vertellen. Louisa von Plönnies heeft ze afgeluisterd: De eerste sprak: ‘Verlicht door blauwen bliksem,
Gezweept door storm, geslingerd om en weer,
Zal ik als zeil, het schokkend woeden tartend,
Vrij fladderen op het schuimend verre meer.’
De tweede sprak: ‘Veel schooner zal mijn lot zijn:
Bevrijd van onweersstoot, van ramp en wee,
Zal ik het lieve kind, getooid met onschuld,
Omhullen zacht als geurige bloemensneeuw.’
De derde sprak: ‘Vernieling, oorlog woeden;
Ik span mij uit in 't wijd verwoeste veld;
De trommel slaat en de trompetten schallen
En onder mij zacht droomt van zegepraal de held.’
De vierde sprak: ‘En als men, zegepralend,
De glazen klinkt bij vroolijken zang,
Dan lig ik glansend gestrekt op de tafel
En op mij rusten de bekers met schuimenden drank.’
De vijfde sprak: ‘Wanneer voor 't huwelijksouter,
De bruid haar liefde schenkt - haar reinsten schat -
Dan waai ik van haar hoofd als kanten sluier,
Dan glans ik blij, van vreugdetranen nat.’
‘Ik golve lustig en uw harte golft ook,’
Zoo sprak de laatste in 't morgenrood,
‘Gauw is mijn vlas en gauw uw hart gebroken,
En voor uw lijkgewaad weeft mij de Dood.’
|
|