De Vlaamsche School. Jaargang 28(1882)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] De Vlaamsche School 1882 Oostersche poëzie. I. Onvermogend tot betaling. Weet gij’ sprak eens Mohammed, - Toen hij in den heilgen kring Zijner vrienden was gezeten, - ‘Weet gij wie er de betalings- Onvermogende zal zijn?’ 't Antwoord luidde: ‘O Godsgezant, 't Is de stervling onder ons, Die noch geld noch goed bezit Om zijn' schulden af te leggen.’ Maar toen zegde Mohammed: ‘In den jongsten dag zal hij Onvermogend ter betaling Wezen, die daar aankomt met Goede werken, boet, gebeden, Vasten, aalmoezen, maar ook Zijnen medemensch verdrukt heeft, Eenen tweeden heeft beleedigd Eenen derden heeft beschadigd, Eenen vierden heeft gewond En dus menigeen gekrenkt. - Zijne goede werken worden Onderzocht, geschat; men geeft Dezen ter verzoening dit, Genen dat: - zijn uitgeput De verdiensten, blijven nog Schulden te betalen, - dan Legt men der gekrenkten zonden- Last hem op, tot schaadloosstelling. Dat hij ter vergoeding over- Neme hunne schuld tot hij Jammrend wegzinkt in de pijn.’ 2. Verkeering der leering. Wat helpt het, dat men predikt goed en recht Wanneer de aanhoorders het begrijpen slecht? Een gierigaard had een sermoen gehoord Op de liefdadigheid: dit had zijn hart doorboord; Met tranen op de wangen sprak hij: ‘Van mijn leven Was ik zoo diep geroerd; hoe edel is het geven! Zijn armen broeder bijstaan is toch schoon! O! zuchtte hij op jammerlijken toon, Waar 't rijke volk zoo gierig niet, voorwaar Ik wierde zelf een bedelaar!’ 3. Slechte kenners. De rijke vroeg den wijze hoe 't geschiedt Dat men aan rijke deuren dikwijls ziet De wijzen - aan de deur der wijzen niet De rijken? Het antwoord was: ‘'t Is een bewijs Dat wijzen rijkdom stellen op zijn prijs: Doch rijke lieden zijn wel goede paardenmenners Maar meestal slechte wijsheidkenners!’ J.A. van Droogenbroeck. Brussel 1882. Vorige Volgende