H. De Cock, Omstreken van Bornhem.
A. Plumot, Over de brug en Aan het tolhek, twee zorgvuldig bewerkte paneelen, waarvan de dieren en het landschap met even veel zorg zijn voltooid.
A. De Keyser, te flok geschilderd Zicht van Antwerpen.
T.J. Coosemans, Duivelsmoerweg, een gezicht uit het Zoniënbosch, en Meidag.
Ed. De Schampheleer: twee puikstukken, voorstellende: Overstrooming van de Yser en de Yperlee in West-Vlaanderen en Afdamming in de polders (dit laatste toebehoorende aan Z.M. den koning).
J. Janssens: Na den regen is een niet gelukkig stuk; de Wilgendreef is met veel gemak en goed geschilderd, doch zij mist waarheid als toon en kleur.
H. Langerock (Courbevoie bij Parijs). Het Ooievaarsmoer in de Vogezen is goed weergegeven, vooral de voorprond en het water; de linkerkant van achter kwam ons wat vlok geschilderd voor.
F. Lamorinière behoudt steeds de eerste plaats tusschen de landschapschilders; zijn Vijver te Putte is zeer schoon, de Heide te Calmpthout treffend dichterlijk teruggegeven.
Jos. Van Luppen: In het bosch, eene kapitale schilderij, en Aprilmorgen, dat uiterst verzorgd is, doch bij vergelijking met de natuur, schenen sommige deelen wel al te fraai. De twee stukken zijn verkocht.
Het spijt ons, dat plaatsgebrek ons niet veroorlooft breeder uit te weiden over de volgende zeer verdienstelijke schilderijen: V. Flamache, Boschrand; F. Hens, Oevers der Schelde en Morgennevel; J. Meyers, Een hoek van Nieuwmoer; H. Verdonck, Avondschemering en Zonsondergang; Th. Verstraete, Aprilavond.
Dierenschildering. Rosa Bonheur stelde twee Paardenkoppen en een Leeuwenkop ten toon, aan den heer Gambard toebehoorende.
A. Verwee: twee uitmuntende schilderijen, Paarden in de weide, toebehoorende aan den heer De Pachtere, en Dieren aan den stroom, van welk laatste sommigen beweren, iets wat ons niet in het oog viel, dat het landschap verwaarloosd is.
J. Stevens: De indringer een puik geschilderde hond.
J. Stobbaerts: twee door ons reeds vroeger vermelde stukken, puik als kleur.
H.G. Wolbers (Haarlem): meesterlijk naar de natuur geschilderde Koeien.
A.J. Heymans' dieren laten te wenschen; voor het overige verdienen zijne stukken als zeer verdienstelijk te worden vermeld.
Tusschen de bijzonderste Beeldhouwkundige werken vermelden wij die van: J.F. Deckers, het model in pleister van het zinnebeeld der provincie Antwerpen voor het gedenkteeken van Leopold I te Laeken (zie 1879, blz. 123) en Bacchus met mondvoorraad.
V. Bruyneel (Gent): het pleisteren beeld van een Jongen Griek die den oorlogsgod aanroept voor zijn eersten kamp.
K. Carbon (Rousselare): een pleisteren beeld van Peter van Rousselare, wethouder en een der rijkste poorters van Brugge, onthoofd omdat hij Urbanistgezind was.
A.P. Cattier: Demosthenes, model van een standbeeld voor de groote trap in het nieuw gerechtshof te Brussel.
A. Chainaye (Luik): Ter vischvangst en het Gestoorde bad, twee eigenaardige pleisteren beelden.
P. Comein: Berisping, in marmer.
J. Cuypers, primus van Rome in 1872: Slavernij, pleisteren beeld.
K. De Kesel: Lei en Schelde, in pleister.
J.B. De Keyser: David voor Saül spelende, in pleister.
A. Desenfants, eene zorgvuldig bewerkte groep in marmer voor het grafteeken van den graaf van Grimberghe, voorstellende: De liefdadigheid en het onderwijs. Van denzelfde: Na de wandeling, een goed model in pleister.
A. De Tombay: Jong meisje aan de bron.
A. De Wever: De jeugd van Sixtus V (pleister).
J. Dillens: Het gerecht, de in 1880 uit Florence gezondene groep in pleister, om te voldoen aan zijne verplichtingen als primus van Rome in 1877. Zij bestaat uit drie personen: de rechter, een grijsaard, in een zetel uitgestrekt; links, eene vrouw (de gerechtigheid) met de weegschaal en rechts eene beschuldigde volksvrouw met een kind aan de borst. Het stuk bevat goede hoedanigheden.
J. Ducaju: een goed pleisteren zinnebeeld der Vriendschap.
E. Elias: Gelukkige droom, pleisteren beeld.
A. Ambresin: model van het standbeeld van P.J. Wincqz, te Zinnik opgericht (zie onze blz. 155).
F.J. Joris: Onnoozelheid en Arglist, een allerliefst kind met een katje, in marmer.
J. Lagae: eene fraaie groep, de Jonge ruiter.
J. Lambeaux: De Kus, pleisteren model van eene groep (twee naakte jonge lieden), die in brons gaat gegoten worden voor het hedendaagsch museum te Antwerpen. Het is een stuk dat bij zijnen maker veel talent verraadt, maar over de kieschheid van de voorstelling zijn de gevoelens fel verdeeld. De wezenstrekken, zoowel van den knaap als van het meisje, zijn daarbij volstrekt niet innemend.
J.A. Laumans: De geest des vooruitgangs de onwetendheid den blinddoek afrukkende, eene welgelukte groep.
E. Lefever: Asschepoetster.
L. Ludwig: De kleine vermaakt zich.
J.B. Martens: De kleine vrijwilliger.
E. Namur: nog eene Asschepoetster.
L. Samain: twee zeer fraaie marmeren beeldjes: De onvoorzichtige en Onbehendige liefde.
H. Sterckx: het kleinmodel van een groot Ceresbeeld voor de Halle van Elsene.
L. Sussman-Helborn (Berlijn): het merkwaardigste beeldwerk der tentoonstelling, wat uitvoering betreft: De schoone slaapster in het woud (niet geheel volgens de vertelling van Perrault).
A. Van Beurden: Het kind met de ekster en De kwelling, fraaie beeldjes in gebakken aarde.
L.P. Van Biesbroeck, De gekluisterde Prometheus, een goed beeld.
A. Van den Kerckhove-Nelson: het model van het door ons in 1880, blz. 177, vermelde standbeeld van G.J. Chapuis, wat theatraal.
J. Van der Straeten (Gent): Dringende herstelling, eene groep in gebakken aarde.
J.F. Vermeylen (Leuven): tiende deel eener fries voor het nieuw museum te Amsterdam, voorstellende kunstbeoefenaren uit de xve en xvie eeuw; voorts de Beeldhouwkunst, het model van een der 6 standbeelden die hetzelfde museum zullen versieren. P.F. Vermeylen zoon: een veelbelovend Caïnsbeeld.
Tusschen de godsdienstige beeldhouwwerken hebben wij aangeteekend een H. Joannes Baptista predikende, in gebakken aarde, door L. De Broux (Brussel), Christus aan 't kruis, door J.A. Injalbert (Parijs), in brons; Christus in het graf, marmer en brons, door Marquet de Vasselot (Parijs) en Joannes predikende van A. Rodin (Parijs). Dit laatste uitmuntend gewrocht is het eigendom van het Fransche staatsbestuur.
(Wordt voortgezet.)