Catalogue du Musée Plantin-Moretus,
par Max Rooses.
De door ons in 1877, blz. 170, als in bewerking zijnde aangekondigde catalogus van het museum Plantijn, is ter drukkerij J.-E.-Buschmann te Antwerpen in de Fransche taal verschenen.
Wij hadden vast verwacht, dat de heer Max Rooses den catalogus allereerst zou bewerkt hebben in de Vlaamsche taal. Men heeft ons echter verzekerd, dat de Vlaamsche uitgave eerlang het licht zal zien. De verschenen catalogus is zeer belangrijk. Hij beslaat 125 bladzijden druks en is voortreffelijk ingericht en afgedeeld om den bezoekers tot gids te dienen. Men treft er in aan: de vermelding van den aankoop van het huis van Plantijn (zie onzen jaargang 1875, blz. 124), eene beknopte geschiedenis van de familie Plantijn-Moretus, waaraan bij eene nieuwe uitgaaf een en ander zal kunnen toegevoegd worden van wat de heer Rooses nader te weten gekomen is bij het bezoek dat hij onlangs aflegde te Tours, waar Plantijn in 1514 geboren werd, en te Caen, waar hij zijn ambacht leerde; voorts beschrijft de catalogus zeer omstandig het huis van Plantijn, met zijnen aankleve en zijnen inhoud als: de gevel, de gang, de drie benedenzalen, waar oude brieven en handschriften en drukken uit de Plantijnsche drukkerij bewaard worden, de opene plaats, de winkel, de achterwinkel, de kamer met Vlaamsche muurtapijten, de kamer der proeflezers en verbeteraars (zie onze blz. 127), het bureel, de dusgenaamde kamer van Justus Lipsius, de zaal der drukletters, de drukkerij (zie onze bladz. 126), de trap, de eerste en tweede kamer op het eerste verdiep, de kleine bibliotheek, de zaal der houtsneden, de gang, de tweede zaal met houtsneden, de galerij waar de koperen platen en afdrukken zijn uitgestald, de zaal met de familieportretten der Moretussen, de Privilegiekamer, de zaal der plaatdrukken van Rubens, Van Dyck en Jordaens, de zaal der Antwerpsche plaatsnijders, de kleine kamer waar men het tafereel van C. Seghers, een portret van Ed. Moretus-Plantijn enz. ziet, de slaapkamer, de lettergieterij op het tweede verdiep, de groote bibliotheek die 12,000 boekdeelen bevat, de bibliotheek der Plantijnsche en andere Antwerpsche drukken, de archievenzaal enz.
Aan het einde van het boek zijn in alphabetische orde de namen opgegeven van de schilders, beeldhouwers, plaatsnijders en bouwkundigen die in den catalogus worden vermeld.
Het merk van Plantijn-Moretus is onzen lezers bekend: eene uit de wolken gestoken hand, die een gouden passer vasthoudt, waarvan de eene punt rust en de andere rondtrekt, als zinnebeeld van standvastigheid en arbeid, gelijk te lezen staat op het tusschen den passer gestrengeld lint: Labore et Constantia. Men aanschouwt het onder andere boven de straatpoort van het huis van Plantijn, tusschen twee zittende beelden, een man en eene vrouw, door Artus Quellin gemaakt en waarvan eene afbeelding voorkomt in onzen jaargang 1856, blz. 37. Aldus of anders versierd, komt Plantijns merk op een groot getal zijner drukwerken voor, geteekend en gegraveerd door Rubens, E. Quellin, Pieter Van der Borcht, Antoon Van Leest, Geeraard Janssens van Kampen, Christoffel Jegher of Jegherendorff en vele anderen. Wij deelen er hier twee van mede.
Het eerste is zeer waarschijnlijk door Rubens of E. Quellin geteekend en in hout gesneden door Jan Christoffel Jegher; het tweede is van eene voor ons nog onbekende hand, en werd voor de eerste maal gebruikt op het titelblad van het werk in folio: Commentarii in Claudii Galeni opera Thomas a Veiga, m.d.lxiii.
Er bestaan zoo in de Plantijnsche drukkerij 74 verschillende drukmerken uit de xvie en xviie eeuw in houtsnede en 12 op koper gegraveerd.
Uit den catalogus van den heer Rooses vernemen wij, dat het beeldwerk boven de poort op de Vrijdagmarkt, afkomstig is van het huis de Bonte Huyt, in de Hoogstraat, welk bewoond werd door Balthazar Moretus I; 150 gulden werden er door hem voor betaald aan den beeldhouwer Artus Quellin den 12n Augustus 1639. Abraham Grapheus ontving den 1n Juli 1639, 10 gulden om het beeldwerk te schilderen en den passer te vergulden. Den 22n November 1644 liet B. Moretus II, het beeldwerk van zijn huis in de Hoogstraat wegnemen en overplaatsen in den gevel van het huis op de Vrijdagmarkt; het was A. Quellin die met dit werk werd gelast; hij ontving er 18 gulden loon voor.
De catalogus van het huis Plantijn verdient als dusdanig de meeste waardeering en zal dan ook ongetwijfeld veel aftrek vinden. Wij wenschen den heer Rooses met zijnen arbeid geluk en ten besluite betuigen wij nog eenmaal den wensch, dat de Vlaamsche uitgaaf zich niet te lang moge laten wachten.
In 1880 bedroeg het getal bezoekers van het huis Plantijn ongeveer 105,000. De bibliotheek werd met 161 boeken, de