De Vlaamsche School. Jaargang 27
(1881)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 170]
| |
Gedichten ter eere van Conscience.De zoo verdienstelijke dichter Pieter Vierhout is een der eersten geweest, die ter gelegenheid der vereering van Hendrik Conscience, den uitstekenden schrijver een loflied heeft toegezonden. Het fraaie stuk verscheen in onzen loopenden jaargang, blz. 55. Conscience niet minder dan onze lezers, zal ongetwijfeld eene goede herinnering hebben bewaard van Vierhouts gemoedelijke en gespierde taal. Van Alex. Stoops en van Em. Hiel gaven wij op blz. 102 en 136 gedichten over hetzelfde onderwerp. Wij laten er hier nog eenige andere volgen: | |
Uit Elberfeld in Duitschland.Een jubelgroet den Dichterheld,
In trouw, vol warmte en dank,
Die uit ons hert vol liefde welt.
Aan hem den frisschen zang!
Een lied gestemd aan den Wappervloed,
Brengt dringend en klinkend den jubelgroet
Aan Hendrik Conscience.
Een jubelgroet met hert en hand,
In toonen vol en vrij,
Naar 't oude kloeke Nederland
Zendt hem het Oosten blij.
In Brussels lanen frisch en schoon,
Daar lokt hij klinkend elk ter woon
Van Hendrik Conscience.
Heil hem! hem zegen t'allen kant,
Zoo klinkt het hoog van toon;
Den schoonsten tooi van Nederland,
Antwerpen's grootsten zoon.
Hoog schalt het lied ter blijde feest,
Voor hem den Vlaamschen ‘Ridder van geest,’
Voor Hendrik Conscience.
Thans schenkt zijn volk des herten bloem,
Als eerekrans ten loon,
Den ‘Leeuw van Vlaanderen’ zoo vol roem,
Den kloeken dichterzoon!
Hem zingt het Duitsche lied vol gloed:
God groet u! Grijsaard, diep gegroet!
Heil Hendrik Conscience!
Friedrich Storm.
| |
Uit Sint-Nicolaas.De lucht is vol gezang, vol lof- en liefdeaccoorden!
Ons eigen Vlaanderland, ons broederen van 't Noorden,
Wiens tong roert over zee in Nederduitschen klank,
't Juicht alles eensgestemd; ‘Conscience heil en dank!’
Conscience hulde en roem!... Welke andere eerbetooning
Gaarde aan den voet eens mans den dank van Volk en Koning,
En samen kunde en kunst en allen stand en staat?
Zijn roem is aller roem en was ons dageraad....
Wat hymnen tot een' naam uit duizend monden stijgen,
Conscience's naam alleen doet alle veeten zwijgen,
Vat samen aller hart, en kan alleen het Land,
Verbroederd in zijn roem, doen naadren hand in hand.
Heb dank, Conscience! dank!... uw naam is goed en machtig!
Ja, voor zijn taal en roem is nog uw volk eendrachtig....
Uw roem betoogt ons dat! saâm staan we voor den strijd
Waar gij in zegepraal de grijze held van zijt.
Juicht dus in d'eignen toon! Juicht, ouderlingen, knapen!
Kom, werkman! priester, kom! Eert hem, blazoen en wapen!
De groet van aller hart aan aller harten tolk!..
Aâmt in zijn zangen niet de ziel van 't Vlaamsche volk?
Juicht, Kempen, waar zijn hand het heidebloempje plukte!
Juich, Groeningskouter, waar zijn Leeuw te velde rukte
Juich, eedle Vorstenstad! Juicht allen! 't is het lied
Waarin het Dietsche volk zijn dankbaar hart hem biedt!
H. Claeys, pr.
| |
Uit Kortrijk.Eens zijt ge moedig rechtgesprongen,
Eens hebt ge een krachtig woord gezeid:
‘Ik denk en werk voor al mijn broederen,
Ik eer gansch Vlaandrens heerlijkheid!’
Zoo schijnt de zon op al de bloemen,
Blij bloeiend in den Mei;
Zoo valt de dauw op ieder plantje,
Dat opschiet in de wei.
Maar - trouw aan Vlaandrens aard en zeden,
Verliefd op Vlaandrens roem en eer,
Hebt gij gedacht voor al uw broederen,
Schreeft gij uw zielsgedachten neêr.
Schijnt niet de zon op al de bloemen,
Blij bloeiend in den Mei?
Valt niet de dauw op ieder plantje,
Dat opschiet in de wei?
Heb dank, o denker, dank, o dichter,
Voor wat gij hebt gezeid, gedaan;
Zoo dankbaar als vandaag uw broederen,
Ziet eens ons kroost uw arbeid aan!
De zon schijn' steeds op al de bloemen,
Blij bloeiend in den Mei!
De dauw val' steeds op ieder plantje,
Dat opschiet in de wei!
Theodoor Sevens.
| |
Aan Vlaanderens volk.De Vlaamsche Geest was ingesluimerd,
De Vlaamsche kunst scheen dood!
Daar schemerden op eens de kimmen,
Daar glom een morgendrood.
Antwerpens Maagd, als goede moeder,
Had trouw een zoon gevoed,
Verknocht aan eigen taal en zeden,
Vol wilskracht en vol moed.
Hij zong - en toen hij zijne stemme
Als denker schallen liet
Toen leende Vlaanderen hem de ooren,
Verstommend voor zijn lied!
Hij had de Schelde hooren kabbelen
De bloem zien opengaan....
Zijn' ziel had dit geluid onthouden,
Dat wonderwerk verstaan.
Hij wist, hoe eens zijn vaadren kampten
Voor eigen aard en grond....
En heerlijk toont zijn Leeuw van Vlaanderen.
Dat hij dien kamp verstond.
| |
[pagina 171]
| |
Hij zong - en toen hij zijne stemme
Als denker schallen liet,
Toen leende heel Euroop hem de ooren,
Verstommend voor zijn lied....
En zie! het zaad, dat hij gezaaid heeft,
Bracht wondervruchten voort.
Want velen staan hem nu op zijde,
Begeesterd door zijn woord.
Conscience dacht en wrocht voor allen,
Niet voor een kleinen kring!
Dies worde hij vereerd, gehuldigd
Door groot en door gering.
Theodoor Sevens.
| |
Uit Dixmude.'k Zag hem geweer en ransel dragen,
Maar les en leer aan 't leesboek vragen,
Stout stappend op 't gebied der kunst.
Hem zegende Fortuin noch Gunst,
Toch sloeg hij hand aan 't letterploegen;
Geen arbeid, die hem moê deed zwoegen:
Alléén door eigen ijver sterk
Volbracht zijn moed een reuzenwerkGa naar voetnoot(1)
Tot nut van hoog- en lagen stand,
Tot roem van 't Vlaamsche Vaderland.
Heil! België, dat dien moed dorst loonen.
Wie erfde zooveel eerekroonen,
Als Conscience op Brussels feest,
Die tolk van Vlaandrens dankbren geest? -
't Betoog, het deed de taal verheffen,
Heur rijkdom, waarde, en rang beseffen,
Door Conscience aan 't licht gebracht
Als starrenglans bij heldren nacht.
Drang, Letterheld, uw gloriekroon
Ze is uwer waard, echt Vlaamsche Zoon!
Vrouw Van Ackere geb. Maria Doolaeghe.
| |
Uit Laeken bij Brussel.Schier half een eeuw streedt gij den goeden strijd,
Het was een wekkreet: ‘Vlaanderen den Leeuw!’
Die, als een onweerstaanbre zegeschreeuw,
Het Vlaamsche volk ten kamp heeft ingewijd.
Het duister floers van Vlaanderens grootsch verleden
Verscheurdet gij, en deed in volle pracht
De heldenzonen van het voorgeslacht
Uit hun vergeten graf te voorschijn treden,
Gij waart de morgenzon in Vlaanderens donkren nacht.
En thans, uw zending steeds getrouw,
Bracht gij den sluitsteen aan 't gebouw,
Door uw genie uit honderd blokken,
Van meer dan marmer opgetrokken.
Als steen en marmer zijn vergaan
Dan zal uw schepping nog bestaan
Door de eeuwen niet uiteen te schokken,
Zoolang 't gevoel een enkele traan
Uit menschenoogen weet te lokken
Zal uwe naam - Conscience! - niet vergaan,
Karel Bogaerd,
| |
Uit Sint-Gillis bij Brussel.Hij gaat de groote wereld door,
De groote, Vlaamsche Man;
Hij laat van zich alom een spoor,
De groote Vlaamsche Man.
Eens kwam hij ook, op zeekren dag
In onze kleine woon;
't Was de eerste maal dat men hem zag,
Wij zegden: ‘Wellekom!’
Hij sprak ons aan, en ieder woord
Sprak tot ons aller hart:
Wij waren heel en gansch bekoord
Door 't schoone van zijn woord.
Hij sprak van liefde, rein en zoet,
Van burgerplicht en eer;
Hij sprak met geestdriftvollen gloed
Van Vlaandren's grootsch verleen.
Hij kwam bij ons nog dikwijls weer
Vertellen dit en dat;
En telkens bracht hij meer en meer
Genot voor allen meê.
Hij heeft 't gevoel in ons herkneed,
't Gevoel verfijnd, versterkt:
Wij minnen wat hij minnen deed,
En minnen hem daarbij.
Hij gaat de groote wereld door,
De groote, Vlaamsche Man;
Hij laat van zich alom een spoor,
De groote, Vlaamsche Man.
Nestor De Tière.
| |
Uit Brussel.Eedle grijsaard, duld dat jong're
Strevers langs de letterbaan,
Lauwerkronen rond de slapen
Van den grijzen dichter slaan.
Onzer blakerende zielen,
Blakerend van 't heilig vuur,
Door uw eigen hand ontstoken,
Laat op 't feestlijk jubeluur
De uitgebroken dunkbre tonen
U goedwillig welkom zijn!
Heel het Vaderland stemt mede
Van de Noordzee tot den Rijn.
Vorsten mogen vaders wezen,
Van hun volk aangebeên,
Liefde als die we voor u voelen
Was het deel ooit van niet een,
Nauw begon ons jonglingsleven
Of uw ziele sprak alreê
Met ons ziele, zij verstond u
En ge naamt ze met u meê.
Overvloedig gaf de Hemel
U gezag op ons gemoed;
Gij misbruiktet dat gezag niet
Immer, immer deedt ge ons goed!
| |
[pagina 172]
| |
Gij, gij storttet in onz' harten
't Vlaamsch gevoel zoo ruimschoots uit.
't Vlaamsch gevoel, dat met vernielen
Was bedreigd door 't geile Zuid,
Nooit hebt ge, als de wufte Gallen,
Onze jeugd of deugd gehoond,
Nooit hebt ge ons, op 't spoor der ondeugd,
Iets verlokkends aangetoond!
Al wat hart en geest veredelt
En verbetert hieldt ge ons vóór,
Echte christenzin en kieschheid
Straalde in uw gewrochten door.
Zagen we, in de werkmanswoning
Wat een moeder lijden kan,
Tranen weenden wij, maar proefden
Tevens 't heil van weldoen dan.
Zuchtten wij bij 't somber treuren
Der verdrukte onnoozelheid,
Troost toch smaakten we in 't beschikken
Van Gods trouw, Voorzienigheid.
Oudren godsdienst, oudren zeden,
Door den bastaard-Belg veracht,
Toondet ge ons zoo echt bekoorlijk
Bij het deugdzaam voorgeslacht!
Liefde voor den Vlaamschen bodem
Trouw voor 't dierbaar Vaderland,
Drift voor de oude Vlaamsche helden,
Hebt ge ons allen ingeplant.
Daarom komt heel 't dankbaar Vlaandren
Jubelend u te gemoet;
Daarom wordt in u, o Hendrik,
Belgies grootste man begroet!
Govert.
| |
Uit Antwerpen.Ge weet hoe duur, dat wij onz' Vrijheid kochten,
Om van het Joodsch te vallen in het Fransch!
Zoodanig diep, dat veel die er om vochten,
Al kregen spijt van hun' gewonnen kans.
Maar 't grootste deel was min of meer tevreden,
Omdat er feest op feesten werd gevierd;
En zachtjes aan, we kregen lichte zeden,
Goddank! Dat onz' Conscience wakker wierd.
Vooreerst in 't Vlaamsch, deed onz' Conscience voelen,
Hoe slecht het ging, alhier in 't Wonderjaar,
Hoe op het Steen zoowel als in Ter Goelen,
Er toen bestond een vreemde moordenaar!
Hoe moedig ook, een hoopke Vlaamsche Geuzen,
Die Spanjaards sloeg, die zochten ons ruïen,
Dan inderdaad, onz' mannen waren reuzen!
't Was goed dat onz' Conscience dat liet zien.
Ja, dat was goed, 'lijk ook in Gent en Brugge,
Hoe ‘Schild en Vriend’ en ‘Vlaanderen den Leeuw!’
Ons heeft verlost van hoopen Fransche vluggen.
En hoe het Vlaamsch hier vocht van eeuw tot eeuw
Om dwinglandij van vreemden af te weeren,
En eigen aard kloekmoedig t' houden aan.
Wie Vlaamsch bemint, die ziet ook Vlaandren geeren,
Hoe schoon deed onz' Conscience dit verstaan.
Bijzonder goed was 't ook wat onz' Conscience
Heeft op de ziel en in ons hart gedrukt,
Het zoet gevoel dat onze medemenschen
En 't heilig vuur, waardoor de kunst gelukt!
Daarbij 'nen troost voor all' die onrecht lijden,
‘Dat alle kwaad krijgt vroeg of laat zijn straf’
En dat altoos: ‘Na lijden komt verblijden,’
Dat is ook d'hoop, die ons' Conscience gaf.
Ja, 't is alzoo, dat onz' Conscience knaagde
Omdat het Vlaamsche te ver bleef achteruit,
En dat het Fransch al meer en meer opdaagde....
Maar nu, daar klinkt in honderd boeken luid:
Het Vlaamsche land heeft eigen taal en zeden,
Omdat er ook zoo'n Vlaamsche ziel in leeft;
Daarom ik zing: vooral den dag van heden,
Gelukkig land! dat nog Conscience heeft!
A. De Weerdt.
Last not least laten wij hier nog het Naamklinkdicht volgen dat dr. C.J. Hansen aan den vereerde heeft gewijd, onder den titel van Leve Conscience:
Lieflik klinkt te Brussel de beiaard door de lucht;
Eerebogen, vlaggen, gejuich van duizendtallen,
Volks- en kunstgezangen vervullen straat en hallen,
Edle vreugd weêrgalmt er in Vlaandrens verst gehucht.
Conscience leve! zoo luidt het feestgerucht!
Oude Vlaamsche dichter en strijder boven allen,
Neem voor lief 's volks jubel, uws arbeids reinste vrucht.
Snelt uit Zuid en Noorden, met keur van mannen, vrouwen,
Cijns der minne schenkend, u Neêrland niet te voet?
Is 't niet Duitschland zelve, ja Frankrijk dat u groet?
Echt en recht u loven, als taalvorst u aanschouwen,
Nederduitsche schepper, vol kunst en heldenmoed,
Ceder in den woude - dat roemt een ieder zoet.
Eeuwig strale uw luister in alle dietsche gouwen!
Dr. C.J. Hansen.
De heeren Alfons Janssens en A. De Weerdt zonden op 14 September eene verzameling hunner Vlaamsche liedjes met de volgende opdracht aan Hendrik Conscience: Twee Sinjoors, Mijnheer Conscience,
Hebben d'eer u heil te wenschen,
U die schreef het Wonderjaar,
En die nu al maakte klaar,
Honderd Vlaamsche meesterstukken!
- 't Geen wat wij ook lieten drukken,
Ons gerikke tikke tak,
Is voorzeker veel te zwak,
Om een groot gedruisch te maken;
Doch, door U, de Vlaamsche snaken
Kregen macht en kracht en moed,
Om te streven naar het goed.
Thans om U daarvoor te danken,
Bieden wij U deze klanken,
Gansch verheugd, zoo Gij ze aanveerdt,
Van Fons Janssens en De Weerdt.
| |
[pagina 173]
| |
Den 17a September werden zij vereerd met het volgend antwoord; | |
‘Geachte heeren en goede vrienden,‘Ik weet waarlijk niet hoe U te bedanken voor de toezending van uw schoon geschenk. Wel kende ik eenige uwer geestige liederen, van ze hier te Brussel in Vlaamsche gezelschappen te hooren zingen; maar velen waren mij nog onbekend. Ze nu in uw recht prachtig boek te zamen ziende, kan ik mij eerst eene juiste gedachte vormen van den aanzienlijken en zeer verdienstelijken arbeid, dien gij beiden tot verspreiding van het echte volkslied en tot verdediging onzer moedertaal hebt geleverd. Ware het niet, dat wij onze plaatsruimte te sparen hadden, zoo zouden wij volgaarne nog een aantal van de verzenstukken, brieven en adressen opnemen, die ter gelegenheid van het Consciencefeest werden geschreven en - wij zeiden het reeds - zoo talrijk zijn, dat zij een lijvig album zouden uitmaken. Misschien zal de inrichtingscommissie er toe besluiten (wij vestigen hare aandacht op dit denkbeeld) om eene bloemlezing uit de feestgedichten te laten verschijnen, of wel alles in het licht te geven. Dergelijke uitgave, opgeluisterd met afbeeldingen zooals van het feest in Conscience's tuin, den optocht die inderdaad koninklijk te noemen was, het Beursgebouw binnen- en buitenwaarts gezien, het feest op het stadhuis, de verlichting der Grootemarkt, den gedenkpenning, de geschenken, het borstbeeld, het portret enz. enz., zou wel het prachtigst gedenkstuk zijn dat tijdgenoot en nageslacht zouden kunnen begeren. De feestcommissie en de talrijke afdeelingen van het Willemsen Davidsfonds zouden veel tot het welgelukken dezer onderneming kunnen bijdragen; wij van onzen kant zijn bereid om daartoe al onze medewerking te verleenen. Indien de uitgave winst overliet zou daaraan eene nuttige bestemming kunnen gegeven worden, bij voorbeeld de stichting van een fonds voor hulpbehoevende weduwen en weezen van schrijvers enz. |