De ware beteekenis der poëzie
ligt hierin dat zij de groote, de onmisbare drijfkracht is van het leven, dat geen daad van beteekenis tot stand kan komen, zoo niet de gemoedsbeweging, door de verbeelding gewekt of versterkt, de traagheid opheft en de veeren van het geestesleven spant. Zonder dat vermogen om diepe indrukken te ontvangen en die indrukken in sprekende beelden te vertolken, geen kunst, geen geestdrift, geen daden van liefde en recht, geen belangstelling, geen vooruitgang, en ten slotte ook geen wetenschap meer.
A.G. Van Hamel.