Het stemmeke van een kind......
Thermuthis (dochter van Pharao).
Het is bedreigd, maar veilig in uw armen.
Het strekt zijn armpjes uit en lacht
Mij toe, alsof 't in mij zijn moeder wacht.
Zij heeft het kind het water uitgenomen
En knielt verrukt aan 't strand teruggekomen.
Heur zoete blik, dien zij ten hemel richt,
Bidt voor het kind dat op heur armen ligt.
Ik heb het met zijn wiegsken opgetild.
De hemel heeft het zoo gewild.
Het is onschuldig en zoo schoon;
Ik neem het voor mijn eigen zoon.
Mirjam (dochter van Amram en Jochabed).
Genadige freule, ik weet een vrouw,
Een Hebreeuwin, die 't voeden zou.....
Is dit uw wensch, ik loop heur halen.
De wraak uws vaders zal niet falen,
Ons doen boeten en den knaap doen sterven.
'k Vertrouw dit kind u; 't moet zijn moeder derven,
Ik zal het een tweede moeder wezen.
Voed en verpleeg het zonder vreezen;
Zijn naam zij Mozes; bij mij zal het wonen;
Ik zal 't beschermen en u beloonen.
Jochabed, Amram en Mirjam.
't Is gered..... God zij dank geweten.
Bij zulk een heil wordt alle ramp vergeten.
Droog uw tranen, geef uw harte lucht,
Volk van God, dat lijdend hoopt en zucht!
Zing Hosannah! uw redder leeft en groeit,
Die eens u, gewroken, van slijksmet vrij,
Ten zege voert, door zee en woestenij,
Naar 't land, waar melk en honig vloeit.
Zing Hosannah! uw redder leeft en groeit!
Bovenstaand oratorio, op muziek gebracht door den heer Emiel Wambach, werd den 30sten Maart 1.1. voor de eerste maal uitgevoerd.
De groote zaal van Antwerpens Harmonie-maatschappij was veel te klein om de toegestroomde menigte te bevatten. Ieder was verlangend die nieuwe schepping des jongen toonkunstenaars te hooren en hem eene welverdiende hulde te brengen; want zij, die het genoegen hadden gehad, de gedeeltelijke repetitiën bij te wonen, hadden reeds met veel lof over de muzikale waarde van dit werk gesproken.
Wij zijn dan ook gelukkig te mogen getuigen, dat de toondichter, sedert zijne cantate Het Vaderland, onbetwistbaar veel vooruitgang heeft gemaakt. De vorm is vaster, de melodie minder willekeurig, de samenhang meer bevestigd.
De onuitsprekelijke geestdrift, waarmede zijn Mozes begroet werd, heeft dan ook duidelijk getoond, hoe diepen indruk zijn werk op alle harten maakte.
De inleiding gaf ons reeds de overtuiging, dat wij ons hier voor iets grootsch bevonden. Op zich zelf beschouwd kan dit gedeelte een prachtig dichtstuk zonder woorden genoemd worden; de sombere kleur duidt het ernstige van het onderwerp gelukkig aan; en daardoor reeds levert de heer Wambach het bewijs, dat hij niet verstoken is van zuiver, diep dichterlijk gevoel, en hij de scheppingskracht in hooge mate bezit.
Het eerste koor, beginnende met de woorden: ‘In den donkere rolt en kronkelt’ heeft zeer veel verdienste, maar is misschien wel wat veel uitgebreid.
Over de daaropvolgende tweespraak tusschen Jochabed en Amram, gelijk over de meeste recitatieven en solos kunnen wij geen juist oordeel vellen. Rekening houdende van Wambachs talent, nemen wij aan, dat zij, wat de bewerking aangaat, niet beneden het overige staan, doch door verschillende van hem onafhankelijke oorzaken, was de uitvoering daarvan te zwak, dan dat wij derzelver effect naar waarde kunnen schatten. Alleen de solo's van ‘Thermuthis’ hebben wij dank zij de krachtige stem en het talent van mej. M.B. in al hunne schoonheid kunnen bewonderen.
Het verhaal: ‘Daar drijft een kind....’ voor vrouwenstemmen en geschreven in den vorm van een gondelroeierslied, is allerliefst; en de daarin voorkomende woorden: De stroom is vol gevaren.... herhaald door het koor, zijn met eene verwonderende waarheid uitgedrukt. De daarna volgende solo's van Thermuthis, Pharao's dochter, zijn prachtig en vol majesteit en voeren op eene natuurlijke wijze tot het grootsche ‘Hosannah,’ dat als slotzang niet alleen onberispelijk is, maar onder alle opzichten van eene meesterhand getuigt. De afwisseling, door de kinderkoren daarin verkregen, verwekte bij de toehoorders, waaronder vele deskundigen, eene ware geestdrift; en geen wonder; want dit deel, hoewel geene te diepe techniek verradende, is bijzonder goed bewerkt: de samenvlechting van speeltuigen en stemmen is inderdaad lofwaardig.
Iets wat Wambachs bijzondere begaafdheid immer doet uitschijnen, is dat het orkest, door het gansche stuk heen, den zin der woorden met juistheid vertolkt, zonder daardoor den natuurlijken harmonie-vorm te kwetsen; en dat daar, waar de melodie geen buitengewoon oorspronkelijk karakter aanduidt, de orkest-begeleiding haren rijken vormtrant immer ondersteunt.
Voegen wij hierbij en dat is onze vaste overtuiging, dat den heer Wambach eene schitterende toekomst open staat, en hij van nu af waardig is door allen geacht en door velen benijd te worden.
P.V.