prinses - met hem in den echt, slechts drie maanden na den moord op Hendrik Darnley!
Door die alleszins roekelooze daad had zij hare onderdanen tegen zich in het harnas gejaagd, en was genoodzaakt voor hunne overmacht te zwichten. Zij werd gevankelijk in het kasteel van Loch-Leven opgesloten, waar zij, ten voordeele van haren zoon, van den troon moest afstand doen. Zij ontvluchtte haren kerker, verzamelde een klein leger getrouwe aanhangers, werd verslagen en nam toen het rampvolle besluit bij hare nicht, koningin Elisabeth, eene schuilplaats te gaan zoeken. Alzoo liep zij in den muil der wolvin en werd er, na eene negentienjarige gevangenisschap, door verslonden.
Haar eenige zoon werd in 1603, bij het overlijden van Elisabeth, tot koning van Engeland uitgeroepen, onder den naam van Jacob I. Het was onder zijne regeering dat onze stadgenoot Gerbier zich meestal in Engeland ophield.
Balthazar Gerbier werd in het jaar 1592 te Antwerpen geboren. Jongeling geworden, legde hij zich met vrucht op de miniatuurschildering toe, doorliep, evenals meest al de schilders van dit tijdvak, Italië, doch bepaalde daarbij zijnen reislust niet, want reeds in 1613 bevond hij zich in Engeland, waar hij bij den befaamden hertog van Buckingham, als particulier schilder in dienst trad. Deze gebruikte hem niet alleen als schilder, maar bijzonder als medehelper in al zijne geheime onderhandelingen en kuiperijen, iets waartoe Gerbier zeer geschikt bleek te zijn.
Zooals bekend is, was Buckingham de gunsteling van Jacob I. Deze vorst besloot zijnen zoon Karel met de dochter van een katholieken koning te doen trouwen, en om dit plan te verwezenlijken, vertrok, in 1623, Buckingham met den nog jongen prins van Wallis en vergezeld door Gerbier, naar Madrid, om aan den Spaanschen koning Philips III, de hand der infante Maria voor den prins te verzoeken. Door den overdreven hoogmoed van den hertog en ondanks al de diplomatie van Gerbier, werd de aanvraag echter van de hand gewezen en het gevolg van die zaak was dat er tusschen Engeland en Spanje een oorlog uitbarstte. Twee jaar later, namelijk in 1625, trouwde de prins van Wallis met prinses Henrietta, dochter van Hendrik IV en zuster van Lodewijk XIII; hetzelfde jaar stierf zijn vader en volgde hij dezen op den troon van Engeland. Prinses Henrietta had dertien Fransche priesters der congregatie van het Oratorium met zich naar Engeland gevoerd. Een hunner, pater Berulle, was haar biechtvader; de anderen moesten haar tot kapelanen dienen. Pater Sanci had het ongeluk den hertog van Buckingham te mishagen, en nu werd aan allen te laste gelegd, dat zij, in het belang van Rome, van hunnen invloed misbruik maakten. Meest allen werden gedwongen naar Frankrijk terug te keeren, en ook Gerbier werd door den hertog naar Parijs gezonden, om het gedrag van de Engelsche regeering in deze zaak wit te wasschen. Of hij in die taak gelukt is weten wij niet; maar bij zijne terugkomst te Londen werd hij bestuurder van het rijke kunstkabinet, dat Buckingham voor eene som van 10,000 pond sterling, van den toen reeds beroemden schilder P.P. Rubens aangekocht en nog merkelijk vermeerderd had. Persoonlijk hield Gerbier zich evenwel maar weinig met de kunst bezig; hij had daartoe geenen tijd. De hertog had hem als een zeer bekwaam diplomaat aanbevolen bij den nieuwen vorst, en deze zond hem met geheime onderrichtingen naar den Haag, ten einde tusschen Engeland en Spanje eene toenadering te bewerken.
De landvoogdes Isabella had P.P. Rubens, als haar zaakgelastigde, er heen gestuurd en de samenkomst tusschen de twee Antwerpsche schilders-diplomaten had te Delft plaats. Het komt hier niet te pas, over den uitslag dezer onderhandelingen uit te weiden; hetzij genoeg gezegd, dat Gerbier er zich openlijk op beroemde, dat Rubens, in deze gelegenheid voor zijne schranderheid had moeten onderdoen. Koning Karel I was over zijne zending zoo tevreden, dat hij Gerbier, kort na zijne wederkomst in Engeland, tot ridder adelde.
Toen Buckingham, den 23n Augustus 1628, door den luitenant John Felton, verraderlijk was vermoord, geraakte Gerbier nog meer in gunst bij het hof, in zooverre dat de koning en de koningin, in zijne woning, die hij prachtig had doen inrichten, kwamen avondmalen. Ten jare 1631 werd hij, met eene zekere volmacht bekleed, bij de infante te Brussel gezonden, waar hij verscheidene jaren verbleef. Onderduims vernomen hebbende dat de looze kardinaal de Richelieu, in het geheim met de ontevredenen van het land aangespannen, aan de staten van Holland eene overeenkomst had voorgesteld om België te verdeelen, maakte hij dit aan de landvoogdes bekend, welke aldus in staat was gesteld om de plannen van den heerschzuchtigen kardinaal te verijdelen.
In 1637 was Gerbier in betrekking met Gaston van Orleans, de woelzieke broeder van Lodewijk XIII; hij bekwam op 13 Juli 1641, van Karel I brieven van naturalisatie, en werd kort nadien, door dezen vorst tot ceremoniemeester van zijn paleis verheven. Gerbier ondervond wellicht dat die post hem geen fortuin kon aanbrengen, want in 1643 vinden wij hem met zijn gansch huisgezin, eene vrouw, vijf dochters en drie zonen, te Parijs, waar hij op de vergunning aandrong, om in Frankrijk berg- of beleeningshuizen te mogen openen, welke er destijds nog niet bestonden. Hij schreef een drietal Fransche brochuren ter bereiking van zijn doel, werd door den hertog van Orleans en den prins van Condé in zijne aanvraag ondersteund, en in de maand September 1643 verleende Lodewijk XIV hem eindelijk de noodige toelating, om zijn ontwerp ten uitvoer te kunnen brengen.
Eene van Gerbiers dochters was eerejuffer geworden bij de prinses van Condé. Op zekeren dag dat de speurhonden van den kardinaal Mazarin, de prinses te Chantilly onverwachts kwamen aanhouden, deed men mej. Gerbier voor de prinses doorgaan, en deze speelde hare rol zoo goed, dat de uitzendelingen er door werden misleid, en de wezenlijke prinses kon ontsnappen. In 1646 traden drie zijner andere dochters te Parijs in een Engelsch klooster. Gerbier had dit niet kunnen beletten, en hij was er zoo zeer over verbolgen, dat hij er een Engelsch vlugschrift over uitgaf. Dit besluit zijner dochters was niet zijn eenigste