Brand in den Antwerpschen dierentuin.
Toen, in 1843, de Antwerpsche dierentuin werd ingericht, waren het de apen, die, met de fraaie zeldzame vogelen, den meesten aantrek hadden, het meeste leven maakten en niet
Orang-oetang, teekening van Karel Verlat.
alleen kinderen en kindermeisjes, maar oude en jonge bezoekers zonder onderscheid het grootste vermaak verschaften. Ook was men er weldra op bedacht hun eene woning te bereiden waarin zij gemakkelijk konden nagespeurd worden in al hunne gangen en verrichtingen. Er werd een uitsluitend voor hen bestemd gebouw opgericht dat wij hier in plaat gebracht mededeelen en dat onder de vrij zonderling klinkende benaming van Apenpaleis bekend staat. De harige paleisbewoners die door dierenschilders en teekenaars naar het leven werden afgebeeld op doek en papier zijn bij dozijnen te tellen. Karel Verlat had geene andere modellen voor een groot gedeelte van zijne bekende geestige apenstukken. De boschmensch of orang-oetang, wiens
portret, hier opgenomen, door Karel Verlat werd geteekend, is een der voornaamste bewoners van het Apenpaleis geweest.
Het voornoemde dusgenaamde paleis, in 1845 gebouwd volgens het plan en onder de leiding van den ingenieur A. Lambeau, is op Dinsdag 11 Januari, een uur vóór middernacht, de prooi der vlammen geworden. Toen het vuur opgemerkt werd, was het reeds te laat om de 79 groote en kleine apen nog te kunnen redden. Zoo de hulp al spoedig opdaagde onder aanvoering van den heer bestuurder J. Vekemans en den heer onderbestuurder F. L'Hoëst, voor de arme dieren kwam zij niet spoedig genoeg. Orang-oetang, bavianen, brulapen, slinger-apen, bastaard-apen, meerkatten, allen waren verstikt of verbrand. Er werden er verscheidene aangetroffen die elkander vast omstrengeld hielden en de tanden in elkanders vleesch gezet hadden; vele vertoonden op de huid sporen van diepe beten. Angst en pijn zullen de dieren, terwijl zij vruchteloos poogden aan het vuur te ontsnappen, razend hebben gemaakt. Met de apen, wier woning zij deelden, verbrandden ook twee luiaards, die, zooals men weet, tot eene familie uit de orde der tandelooze dieren behooren en herkomstig zijn uit de keerkringstreken van Amerika; zij onderscheiden zich door een rondachtigen kop en groote klauwen, waarmede zij zich vasthouden aan de boomtakken, langs welke zij zich al hangende voortbewegen; hunne zeer lange voorpooten zijn oorzaak dat zij zich op den grond niet dan zeer moeielijk en traag kunnen verplaatsen. J. Haafner noemt dit dier een onvolmaakt voortbrengsel, een uitwerpsel der natuur en zegt dat bij de geringste beweging zijns lichaams rijtende smart hem door de wanstaltige en stramme leden schiet.
De vlammen zijn kunnen uitgedoofd worden voordat zij van het Apenpaleis tot andere hokken of gebouwen overgeslagen waren. Gelukkig dat zulks is kunnen geschieden! Wie toch kan zonder te ijzen de gevolgen overzien, die zouden teweeggebracht worden door eenen brand van grooten omvang in een zoo sterk en velerlei bevolkten dierentuin als de Antwerpsche?
De brand in het Apenpaleis schijnt veroorzaakt te zijn geworden door het barsten van eene der leibuizen van de heete lucht waarmede het hok werd verwarmd.
Ofschoon de geledene stoffelijke schade door brandverzekering (bij de Antwerpsche maatschappij Securitas) is gedekt, zoo lijdt de Maatschappij van Dierkunde toch een zeer groot verlies door de vernieling van eene schaar apen, die, om de zeldzame exemplaren welke zij bevatte, inderdaad eene keurbende mocht worden genoemd, zooals geen andere dierentuin in Europa er eene heeft aan te wijzen en gelijk men er volstrekt niet gemakkelijk weer eene te zamen brengen zal. Hierbij voegt zich nog de niet onbelangrijke omstandigheid, dat de meeste van de zoo vreeselijk omgekomene dieren, en daaronder in de eerste plaats de boschmensch (orang-oetang), zich reeds ettelijke jaren in den dierentuin bevonden en de luchtgesteltenis van onze stad, dank zij der beleidvolle zorgen die zij vanwege het bestuur genoten, goed hadden leeren verdragen. Zooals men weet, richt de longtering groote verwoestingen aan tusschen de apen die van uit het zonnige palmenland, hun vaderland, naar het koude Europa worden overgebracht.