naar O.-L.-Vrouw van Dadizeele, terwijl haar echtgenoot Maximiliaan, aan het hoofd der Vlamingen, den Franschen slag levert te Guinegate. Wij wenschen den schilder geluk met deze welgeslaagde proeve van historieschildering die als dusdanig de meeste waardeering verdient en daarbij met veel talent bewerkt en aangenaam van kleur is. Wij vermeenen evenwel de opmerking niet te mogen terughouden, dat de voorgestelde personen te veel op elkander gelijken. Naar de wezenstrekken te oordeelen, zou men haast geneigd wezen om te denken dat men personen van eene zelfde familie vóór zich heeft.
E. Smits zond eene fraaie zinnebeeldige schilderij getiteld: België brengt aan de geschiedenis het verhaal van 50 jaren vrede en welvaart. Zijn Op bezoek is minder gelukkig.
G. Van Aise is een werker die er komen zal. Hij zond twee goede schilderijen voorstellende: Eene moeder, de goddelijke bescherming inroepende voor haren zoon, en Christus in het graf.
J. Van Beers stelt twee zijn jongen roem waardige stukken ten toon, getiteld: Fiorella en Cora.
P. Verhaert, buiten een fraai portret zijner moeder, heeft eene schilderij tentoongesteld die buiten kijf tot de aangenaamste en zoomede tot de verdienstvolste stukken der pronkzaal mag gerekend worden; zij is getiteld De keldermeesters en vertoont ons wijnstekers die in eenen kelder doende zijn zoo en gelijk het hun ambacht medebrengt. De lustige breugels zijn beeldig geschilderd en alles vertoont zich in een goed licht. Als de commissie het stuk aankocht voor de verloting, zou zij eene gelukkige keuze doen. De schilder heeft er ook eene sterkwaterplaat naar vervaardigd die uitmuntend wel gelukt is.
E. Claus deed met zijn Tooneel uit het hedendaagsch leven eene greep in het volksleven der groote steden; gehavende kinderen staan bij de kelderkeuken van een groot huis, wier openstaande venster vrijen uitweg geeft aan den lekkeren geur van braadpannen en kookpotten; de arme snuiters doen zich te goed aan den geur! Zooals men ziet steekt er gedachte in het werk van den heer Claus, dat zorgvuldig en verdienstelijk uitgevoerd is en waaraan groote moeielijkheden waren verbonden, die de bekwame schilder niet geheel te boven gekomen is, namelijk in wat betreft de houding en gebaren zijner figuren, waaraan wel wat losheid en ongedwongenheid ontbreekt. Eene tweede schilderij van Claus geeft ons geheel naar de natuur en in eene aangename omgeving eenen houtzager te zien, onder den titel: Een toekomende kunstenaar. Buitendien stelt hij twee fraaie waterverfschilderingen ten toon: In de kroeg en Jonge neger.
Van C. Cap bezit de tentoonstelling twee stukken: Verboden jacht (uit de laatste Antwerpsche tentoonstelling en toebehoorende aan mev. J. Gossen van Antwerpen) en Vaderlandsliefde, voor welke laatste schilderij België's 50-jarig jubileum het onderwerp aangaf, even als voor eene van grooteren omvang die op de geschiedkundige tentoonstelling te Brussel veel ophef maakt.
E. Carpentier, uit Cuerne, thans in Parijs: Eene stortvlaag en Zomer, twee nette schilderijen.
Th. Ceriez' Bloemenmarkt ten tijde van Lodewijk XVI en De koks behooren tot de zeer goede schilderijen van de pronkzaal.
Th. Cleynhens' Markt in de xvie eeuw schijnt ons verbeteringen te hebben ondergaan sedert zij in Antwerpen tentoongesteld was (1879, blz. 119).
J. Correns' Roosje uit de dalen, ofschoon conventioneel van kleur, vormt over het geheel een bevallig tafereel.
Van Fr. Crabeels laten Bij zomerdag en De koewachtster te wenschen.
E. Farasijn verdient eene hoogst loffelijke vermelding om zijn fraai schilderijtje, getiteld: Een schuldige. Zijne Tien bladzijden ui den Telemachus (zie onze blz. 36-37) genieten ook hier den meesten bijval.
J.A. Neuhuys' Minette's deel is een zeer lief geschilderd en aangenaam kabinetstukje.
J. Platteel maalde op zeer levendige wijze de bonte drukte die in Zeeland Op de jaarmarkt heerscht.
G. Portielje's Slecht voorteeken is een door opvatting en uitvoering verdienstelijk te noemen stuk, waarmede de schilder zich eene goede plaats in de genreschildering verwerft. Hij hoede zich voor modezucht en gemaaktheid, waaraan in dit vak maar al te veel geofferd wordt om verkoopswil.
F. Verhas stelde een zeer schoon portret en eene goed geschilderde Eva ten toon.
J. Verhas: Het middagslaapje, een door natuurlijken eenvoud en door zorgvuldige behandeling zich kenmerkend stuk; voorts zijne Madelieven, van de laatste driejarige tentoonstelling te Brussel.
J. Israels is een der zeldzame Hollandsche schilders die aan deze tentoonstelling deelnemen. Zijn Gebed voor het eten (een visschersgezin aan tafel) is eene uitmuntende schilderij, welke wij vermeenen vroeger nog te hebben gezien. Volgens den catalogus hoort zij toe aan den heer Forbes, te Londen.
A. Morot, van Parijs, zond zijn Goede Samaritaan (de gekwetste is op den ezel van den liefdadigen man gezeten, welke laatste nevens het lastdier gaat en den gekwetste steunt). Er is aan de voorstelling eigenlijk niets nieuws en zulks kan wel geene verwondering wekken, daar het een onderwerp betreft waaraan sedert eeuwen ontelbare beeldende kunstenaars in alle landen der christenheid hunne krachten beproefd hebben. De teekening is zuiver en vast, de schildering munt uit door waarheid en levendigheid van toon, terwijl de kleur zich kenmerkt door gezonde kracht. Het gerucht wil dat er sprake zou zijn voor het museum van Gent dit stuk aan te koopen, welk, zooals wij op blz. 122 hebben gemeld, op de laatste Parijzer tentoonstelling het groote eeremetaal bekwam, en dat ook op de Gentsche tentoonstelling met goud bekroond is.
(Wordt voortgezet.)