De stiefmoeder.
III.
Drie-Koningendag is een schoone feestdag die statig en plechtig in de kerken gevierd wordt, waar ons, in den persoon der drie koningen van het Oosten, het heidendom voorgesteld wordt, aan de voeten van den Verlosser. Treffend is ook de viering van het Drie-Koningenfeest aan den huiselijken haard, waar het dikwijls lang gescheiden bloedverwanten op nieuw vereenigt in zoete innigheid, de geslaakte banden der vriendschap op nieuw toestrikt, en harten, door de wereld, in eene glinsterende doch bedriegelijke baan voortgerukt, weer aan het huiselijk leven doet hechten.
De heer Vernon had de gewoonte der familie-vereenigingen, der huiselijke feesten zorgvuldig bewaard; het is een vruchtbare schat van teedere herinneringen voor den grijsaard, van heilzame onderrichtingen voor den jongeling. Ook werd het Drie-Koningenfeest bij hem gevierd met voorouderlijken glans en ware blijdschap. De tafel was versierd met de schatten, door verscheidene geslachten bijeengebracht: het fraaie linnen kwam voort van eene Vlaamsche grootmoeder, die de kassen opgekropt had met lijnwaad van Brugge en Kortrijk; het zilveren eetgerief kwam van eenen grootvader, die smaak aan goedaardigheid paarde, en bevallig en frisch prijkte in hetoude massief zilveren middelstuk op de tafel een tuil gemaakte bloemen, door de kunstvaardige handen van mevrouw Vernon gewrocht; een broeder, die scheepskapitein was geweest, had dit doorschijnend porselein medegebracht uit Azië; het glinsterend kristal had de heer Vernon zelf gekozen in fabrieken van Duitschland. Camille bewaakte al de voorbereidselen met de zorg eener nauwlettende huisvrouw; zij was omgeven van hare kinderen, den wettigen hoogmoed hunner moeder; want zij waren schoon en verstandig, maar bovenal goed on eenvoudig. Euphemie, de oudste, had een mandje met vruchten vol gestapeld; August las met veel ernst in een boek, dat hij als nieuwjaarsgeschenk van zijne ouders had ontvangen, en de kleine Adolf zat bij het vuur, druk bezig met op den grond al de dieren eener ark van Noë in orde te zetten.
Eensklaps klonk de bel. - Daar is vader! - En weinige oogenblikken later betwistten zich de drie kinderen de hartelijke kussen huns vaders.
Camille reikte haren echtgenoot de hand.
- Gij hebt niemand genoodigd? vroeg hij.
- Neen, vriend.
- Zooveel te beter, luidde het antwoord; dan zijn wij onder ons, dat is mij het aangenaamst.
Zij zetteden zich aan tafel; het vroolijke maal werd verlevendigd door de gulheid der kinderen. Christelijk opgevoed in den huiskring, vol liefde en eerbied voor hunne ouders, hadden zij geene andere vrienden leeren zoeken dan vader en moeder, en als hunne harten overvloeiden van vreugde, dan was het aan hunne ouders dat zij zulks betuigden.
Het nagerecht werd opgediend en tevens de lang verwachte koek, de koningskoek! Mevrouw Vernon verdeelde hem, en plaatste een zesde stuk ter zijde op eene schotel; aanstonds riep de kleine Adolf uit:
- Voor wie is dat, moeder?
- Dat is het deel van de vreemdelingen, de armen, de vrienden van God.
- En gij vergeet ze nooit, Camille, sprak de heer Vernon.
- Och, antwoordde Camille blozende, zoo gij den persoon, wien ik om Gods wil dit stuk taart bewaar, aan uwe tafel wildet ontvangen, wat zoudt gij mij gelukkig maken!
- Aan tafel? Van wie wilt gij spreken?
- Ik durf het u niet zeggen.
Camille was opgestaan; zij stond recht naast haren man en hield hem de hand vast; de kinderen bezagen haar met onrust; de bedienden luidden de kamer verlaten.
- Spreek dan toch, zeide de heer Vernon.
- Beste vriend, al uwe kinderen zijn niet hier, en evenwel... het is een familiemaal...
- Wat willen die woorden zeggen? Zoo al mijne kinderen niet hier zijn, is dit mijne schuld? Ben ik aan liefde en waakzaamheid te kort gekomen? Heb ik mijne vaderlijke plichten verwaarloosd? Is zij het zelf niet, zij, die hare rechten als dochter heeft afgestaan?
- Zij was verdwaald en heeft berouw! Zoo gij uwe vaderlijke gevoelens niet verloochend hebt, vergeef dan aan uw arm kind!
- Gij hebt haar dus gezien! Zij is dan wedergevonden! riep de heer Vernon met eene hartstochtelijke opwelling uit, terwijl zijne tranen vloeiden.
- Vader! riep Stephanie, terwijl zij de deur eener kamer openwierp, van waaruit zij alles gehoord had; welbeminde vader!
En onmachtig om zich recht te houden, viel zij geknield voor de voeten van den heer Vernon. Camille had den kleinen Philippe, die zijne moeder vergezelde, bij de hand genomen, en de kinderen snelden aanstonds tot hem.
- Laat mij! zegde de heer Vernon tot zijne dochter, terwijl hij haar afweerde; ik zou uwe ondankbaarheid jegens mij kunnen vergeten, doch niet de miskenning mijner vrouw.