De Vlaamsche School. Jaargang 25
(1879)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 181]
| |
Mevrouw Van Ackere geboren Maria Doolaeghe.De Vlaamsche School, die gedurende haar 25-jarig bestaan de afbeeldsels gaf van onze verdienstelijkste mannen, letterkundigen en toonzettersGa naar voetnoot(1),had tot hiertoe deze eer niet bewezen aan Vlaanderens hoofddichteres, mev. Van Ackere geb. Doolaeghe. Thans geschiedt zulks. Wij herinneren te dezer gelegenheid, dat wijlen de befaamde dichter Prudens Van Duyse de begaafde vrouw in onzen jaargang 1857, blz. 87, een lofdicht opdroeg, welk voorbeeld in 1804, blz. 99, door den heer L. Cosynde Buck gevolgd werd. In onzen jaargang 1868, blz. 101, komt buitendien een haar gewijd dichtstukje voor van den heer L.F. David. Van hare hand zelve verschenen in ons tijdschrift eenige fraaie gedichten. Voor die stukken en de vermeldingen betreffende mev. Van Ackere verwijzen wij belangstellenden naar de jaargangen der Vlaamsche School, opgenoemd in de tweede nota. De befaamde dichteres, werd geboren te Dixmude, ten jare 1803. Zij heeft dus den ouderdom van 76 jaren bereikt. Reeds vroeg nam zij de poëtische veder op. Hooren wij, wat daarover de oude rederijker David De Simpel in zijne autobiographie getuigt: ‘Na den Dixmudschen pryskamp in 1823, toonde my de kunstminnende heer L. Van Roo eenige verzen van een meisken dier stad, Mietje Doolaeghe genaemd. Hoe kreupel zy ook gingen, vond ik er dichterlyken aenleg in. “Dit meisje is eene ge boren dichteres!” riep ik nu mede uit. De heer Van Roo en ik wekten haren moed op, en onderwezen haer in de tael. En ziet, de jonge spruit wies welig op, zette hare bloesems uit, en weldra overwaste zy mynen rhetorikalen lauwer. Nu, zoo moest het zyn: had zy my niet overtroffen, haer roem ware niet hoog genoeg geklommen om er te blyven by stil- | |
[pagina 182]
| |
staen. Een ander roem op zyne werken, dat is myn beste werk: hierin stel ik mynen roem.’ En 's goeden mans vertrouwen in de poëtische toekomst zijner beschermelinge, werd niet teleurgesteld. Eenige jaren later behaalde zij zelve reeds een eersten prijs met een lofdicht op Homerus. De plaatsruimte laat mij niet toe, hier over de menigvuldige werken van mevrouw Van Ackere uit te weiden: die werken zijn overigens den lezers der Vlaamsche School genoegzaam bekend. Ik wil mij dus bepalen bij de opsomming harer voornaamste gewrochten, en trachten, in eenige woorden, de uitstekende hoedanigheden daarvan in het licht te stellen. Het eerste, door haar afzonderlijk uitgegeven werk, De Madelieven, maakte bij zijne verschijning een buitengewonen ophef. Het is dan ook een boek vol frischheid, fijn gevoel en dichterlijken gloed, dat den naam der dichteres onmiddellijk, niet alleen in Vlaanderen, maar ook in Noord-Nederland verbreidde en haar de gulste vereering van Hollandsche en Vlaamsche kunstbroeders verwierf. De baanbrekers onzer ontwakende letterkunde, Willems, Ledeganck, Rens, Blieck, en voornamelijk Van Duyse stelden er eene eer in, met de jeugdige kunstzuster in kennis te komen. Met allen onderhield zij eene drukke briefwisseling: de brieven haar ook door Noord-Nederlandsche schrijvers, zooals Tollens, Bogaers, Petronella Moens en anderen toegezonden, vormen een wezenlijken schat Op de Madelieven volgde de Avondlamp; daarin komen lierzangen voor, Palfijn onder andere, welke onze dichteres op den eersten rang in onze vaderlandsche letterkunde gesteld hebben; deze zangen zijn zoo vol verhevene gedachten en krachtige phantasie, dat men bij de lezing moeite heeft te gelooven, dat zij uit de pen eener vrouw kunnen gevloeid zijn. Nu volgt eene onafgebrokene reeks werken, die allen in hooge mate de grootste kunstvaardigheid, en eene zeldzame meesterschap over de taal verraden. Het talent van mev. Van Ackere blijft zich in al hare gewrochten immer gelijk: zij heeft bijna elk vak van de dichtkunde beoefend en schier in elk vak meesterstukken geleverd. Het ontbrak haar dan ook niet aan erkenning en waardeering: hare gedichten werden al spoedig in vreemde talen vertaald en haar naam ook buiten de grenzen van ons vaderland bekend. Vertalingen of navolgingen harer gedichten vervaardigden in het Fransch: Lebrocquy, Belinfante, Caroline de Crespigny, Caroline Popp, De Breyne; in het Engelsch, de dichter Midicin; in het Duitsch, de baronessen von Plönnies en Ida von Duringsfeld. Het portret dat de Vlaamsche School haren lezers aanbiedt, is uitgevoerd door den heer Florimond Van Loo te Gent, en mag uiterst welgelijkend genoemd worden. Men vindt er de hoofdtrekken van mev. Van Ackere's talent in terug: karaktervastheid en milde, echt vrouwelijke goedheid en medegevoel. Alhoewel de gevierde dichteres eenen ouderdom bereikt heeft, waarop rust gewoonlijk de grootste behoefte wordt, denkt ze er nog lang niet aan om de poëzie vaarwel te zeggen. - Nog verschijnen rechts en links gedichten van hare hand, die haren grooten naam en hare vroegere werken teenemaal waardig blijven. De Haagsche uitgevers Belinfante, welke onlangs mev. Van Ackere's Volledige Dichtwerken in het licht gaven, zullen weldra, willen ze hunnen titel getrouw blijven, de hand aan het werk mogen slager, om aan die dichtwerken een groot getal nieuwe toe te voegen. |
|