A. Bogaerts: een bronzen beeldje van de heilige Cecilia; het wezen scheen ons geheel onbeduidend.
L. Cambier (Schaerbeek): Klein Peerken (in brons) en Een doetsenmaker (in gebakken aarde).
G. Charlier (St.-Jans-Molenbeek): Een visscher en een Portret, in plaaster, Het verdriet van den kajuitjongen, in gebakken aarde.
P. Comein (Brussel): Vogel voor de kat, in gebakken aarde.
J. Dillens' Florentijnsche ouderling schijnt ons wat al te vlak bewerkt. Bijzonder van bronswerk mag gevergd worden dat al de bijhoorigheden zich nauwkeurig afteekenen.
L. Mignon (Parijs): Stierengevecht, een uitmuntend schoon bronswerk, doch waarvan het voetstuk ons niet bevalt, toebehoorend aan het rijksmuseum te Brussel.
J. Pecher: een welgelukt portret in brons van den Antwerpschen kunstschilder Karel Verlat.
Sterkwaterplaten en kopergravuren. E. Baes. Twee goede etsingen.
J.B. Michiels: eene lijst met afdrukken van door hem vervaardigde sterkwaterplaten naar Rubens, Van Dyck, V. Lagye en K. Ooms; eene grootere plaat naar Hendrik Schaefels, Scheepstimmerwerven van Antwerpen onder Napoleon I; (die wij hadden willen zien uitgevoerd door den schilder zelf, die zulke meesterlijke etsen voortbracht); de Sulomiet, eene fijn afgewerkte gravuur naar het tafereel van P. Beaufaux.
G. Bertinot (Parijs): eene schoone Kruisdraging naar Le Sueur.
G. Biot (Brussel): Aglaë naar Cabanel, uitmuntend.
A. Danse: zijne schoone plaat naar E. Wauters' Hugo van der Goes (door ons reeds te Brussel vermeld), De gevangene, naar Bourlard, de Martelie van St.-Pieter, naar Titiaan en Stoute Minette, puik weergegeven naar het stuk van E. Farazijn dat verleden jaar te Brussel zooveel bijval had (laatstgenoemde plaat is bestemd voor het Art journal te Londen); voorts eene lijst met zeer verdienstelijke portretten.
J. Demannez (Brussel): De weduwe, naar F. Willems, eene zeer schoone plaat die het werk des meesters trouw vertolkt.
De Meersman: Droevige dagen, naar H. Bource, een goed gelukt werk, en eene lijst met portretten die van groote vorderingen blijk geeft.
A. Francois: Mystieke trouw der heilige Catharina, eene plaat die door de Société francaise de gravure is uitgegeven; van dezelfde vereeniging: De toewijzing van den eersten prijs der boogschutters, naar Van der Helst, door Huot; Visscher en jong meisje van Ischia, naar L. Robert, door A. Lamotte; De vlucht van Loth, naar Rubens, door Leenhoff; E. Rousseau, portret van mev. De Sévigné.
Frans Lauwers, die van zijne studiereis uit Italië terugkeert en thans te Parijs is, stelde alleen zijne uitmuntende teekening ten toon, waarvan wij in 1878 blz. 99 gewaagden.
R. Stang (Dusseldorp): De dochter van den Fellah, eene keurige plaat naar Landelle.
Jos. Steynen: Portret van A. Grapheus, reeds vroeger door ons vermeld, en De stoutmoedige dief, eene uitmuntend welgelukte sterkwaterplaat naar een tafereel van P. Van der Ouderaa (zie 1874, blz. 68), uit de verzameling van den heer Baschwitz, bankier te Antwerpen. De heer Rolin-Jaequemyns, minister van binnenlandsche zaken, drukte zijne hooge tevredenheid uit over de wijze waarop de plaatsnijder het tafereel des meesters heeft weergegeven en schreef tevens, voor rekening van het staatsbestuur, in voor een aantal exemplaren van de plaat: wij hadden gedacht dat ook eenige exemplaren zouden gekocht zijn door de maatschappij van schoone kunsten die schier bij iedere gelegenheid koopt van de oudere kunstbeoefenaars, terwijl de jongere de meeste aanmoediging noodig hebben.
A. Numans. Twee plaatsnede naar tafereelen van P. Bossuet en W. Roelofs, waarvan men ook wel een paar exemplaren had mogen koopen even als van G. Biot, A. Danse, De Meersman, A. Elsen, F. Lauwers, A. Schaepkens; R. Stang en anderen.
Brandschilderingen zagen wij zeer schoone van E. Autran (Parijs), naar werken van Guido Reni en Gleyre.
Mev. L. Bonnaffé (Parijs), De afgematte lier, naar Chaplin.
Gleiswerk. F. Dauge; P. Delin; mej. J. Gilbert; mejuffrouwen G. Gilkin, G. Meunier, J. Piepers, M. Rousseau, allen te Brussel; F. De Bruycker en mej. C. Hasse. (Antwerpen.)
Porseleinschildering. In dit vak waren goede stukken tentoongesteld door E. Marinus (Laeken), en mej. L. Rigelé, van Antwerpen.
Waterverfschilderingen van verdienste hebben wij gezien van: D. Dave (Parijs); E. Baes (Elsene), zeven verschillende in twee lijsten; H. Cassiers, De Westerschelde;
A. de Pret, Boorden van het water; H. Seghers, drie Strand- en Zeegezichten, waarvan er één voor de verloting is aangekocht; voorts van M. Glibert; D. Oyens; mej. M. Payen; A. Sembach; mej. A. Stroobant; J. Lhovera. Vastenavond te Madrid, De processie afwachtende en Het onderbroken werk; E. Lünd, twee lijsten met verschillende onderwerpen.
Koolteekeningen van A. Hambesse (St.-Joost-ten-Noode).
Houtsnede. Wij hebben aanteekening genomen van twee proeven van welgelukte platen van A. Minne, waarbij eene naar De rommelpot van Frans Hals (zie 1874, blz. 15); fraai is ook een portret van V. Hugo, gegraveerd door K.J. Robert (Parijs). Ed. Vermorcken, leeraar in het vak bij de Antwerpsche academie, zond de door ons op blz. 109 medegedeelde plaat naar de schilderij van K. Verlat, die de manier van den meester zeer goed wedergeeft.
Tusschen de teekeningen hebben de volgende onze bijzondere aandacht opgewekt: G.A. Chassevent-Bacque, ontwerpen bestemd voor de O.-L.-Vrouwekapel in de kerk van den heiligen Franciscus van Sales te Parijs.
P.J. De Cuyper: ontwerp van gedenkteeken ter eere van de beroemdheden der Antwerpsche school.
J. Swerts, wiens ontijdig afsterven wij op blz. 149 vermeldden, ontwerp van muurschilderingen voor de St.-Annakapel in de hoofdkerk te Praag; deze schilderingen, waarvan wij op