In de preek.
Wij geven hier eene proeve van sterkwaterplaat waarop wij de aandacht vestigen van onze lezers.
Wij doen zulks, omdat zij in dit vak het eerste werk is van een jongen doch reeds veel belovenden kunstenaar die, zich doordrongen betoonende van de gegrondheid der door ons in 1871 blz. 154 gegevens wenken, er zich ernstig op toelegt om door goed gekozen
werk en gezette studie zijne natuurlijke gaven te ontwikkelen, wat
hem tot
hiertoe voortreffelijk is gelukt en ongetwijfeld zal blijven gelukken, bij volhardend
voortschrijden op den betreden weg, welke de baan is die naar het doel geleidt.
Op die baan - wie, die haar ooit bewandelde, heeft het niet ondervonden? - ontbreekt het niet aan distels en doornen, noch aan struikelsteenen, noch aan kuilen, noch aan slagboomen.
Maar de hobbeligste paden worden gepleind, en afgronden en klippen gemijd, wanneer men over kracht, moed en geduld heeft te beschikken, zooals het geval is met den Antwerpschen kunstenaar dien wij hiermede bij onze lezers inleiden.
Zijn naam is Joseph Steynen en alles laat voorzien, dat deze naam, eer het eenige jaren verder is, een goeden klank op het gebied der plaatsnee- en vooral der etskunst zal hebben.
Joseph Paulus Steynen is geboren te Antwerpen in 1855 en volgde de lessen aan de koninklijke academie dier stad. Hij graveerde in 1878 het portret van A. Grapheus, geschilderd door C. De Vos, uit het Antwerpsch museum, van welke fraaie gravuur het staatsbestuur een aantal exemplaren kocht, een bewijs van waardeering dat de jonge plaatsnijder ruimschoots verdiende (zie 1878, blz. 82 en 197).
De hier medegedeelde ets werd vervaardigd naar eene lichtteekening van een schilderwerk uit de hedendaagsche Fransche school, een gewrocht van den nog levenden Franschen meester H. Merle, geboren te Saint-Marcellin (Isère).
De schilderij voert den titel, welke aan het hoofd van dit opstel staat, namelijk In de preek.
De twee afgebeelde jonge meisjes zijn voorgesteld gelijk zij stonden in de kerk, op eenigen afstand van den predikstoel, aandachtig luisterend naar het sermoen dat zij bijwoonden. De gelaatsuitdrukking is als dusdanig zeer goed getroffen. Men ziet het, dat die lieve jeugdige kopjes met ernstige gedachten zijn vervuld - ten minste voor eene poos. De schilder vermeed daarbij alle overdrijving.
H. Merle, die leerling is geweest van L. Cogniet, munt in dergelijke onderwerpen uit. Hij behandelt ze veel en blijkbaar met eene soort van voorliefde.
Na in 1861 en 1863 de eermetalen van 1e en 2e klasse te hebben behaald, werd hij in 1866 tot ridder van het Legioen van Eer benoemd.
Uit gravuren kennen wij onder andere van hem De doop en De aalmoes, twee fraaie en zorgvuldig bewerkte samenstellingen.
Onder andere stukken die van hem in Parijs werden tentoongesteld kunnen wij noemen: 1849, Guerillas; 1852, Uitspanning; 1853, Afscheid van Rebecca van lady Rowena (uit W. Scotts Ivanhoe), Alpische herderin (behoorde destijds aan den heer Revenaz), Berangers Lisette en een portretstuk; 1857, Bij gebrek aan sleutels brengen wij de poorten (van de stad Grenoble bij de aankomst van den van Elba gevluchten Napoleon); 1859, De H. Familie in Egypte, Dood der liefde, Bijbellezing; 1861, Bethsabee, Het gebed; 1863, Ester en Perle, Concert bij