F. De Wilde's Liefhebber van huisdieren halen wij als verdienstelijk aan; maar het stuk is over zijn geheel te glanzend geschilderd: de hond schijnt wel van porselein te zijn.
H. Ewers (Dusseldorp): Kunstschildersgezin in eene werkplaats der xviie eeuw, eene sierlijke samenstelling.
H. Fantin-Latour (Parijs): een fraai portretstuk, waarop twee juffrouwen teekenend en schilderend zijn afgebeeld.
K.F. Felu: een zeer verdienstelijk portret, door dezen schilder, die geene armen heeft, met de voeten gepenseeld.
H. Fimmers zond een zeer keurig stukje, getiteld: Laatste verbetering. Waarschijnlijk is de afgemaalde persoon een toondichter.
V. Flamache's Morgenwandeling mag een lief stukje worden genoemd.
Fanny Geefs' Grootmoeder maakt hier even als verleden jaar te Brussel een zeer goed figuur; ook haar stuk getiteld Carmen (eene zangeres) is zeer verdienstelijk.
K. Giron (Parijs): De opvoeding van Bacchus is eene in vele deelen zeer schoone, ja uitmuntende schilderij. Des schilders zeer fraai portret, door hem zelf uitgevoerd, werd (zonderling genoeg) voor de verloting aangekocht.
J. Gyselinckx' Lomperik (een jongen die zijn broertje moest wiegen en die de wieg omgetrokken heeft, door te schrikken voor een grooten hond) is beter van gedacht dan van uitvoering.
Hirth du Frênes (Amsterdam): Een centje, als je blieft (een zeer klein tafereeltje, waarop een bedeljongen met eenen aap) is een juweeltje in den vollen zin des woords. In zijn klein bestek geeft het een diepen blik op gansch een maatschappelijken toestand; de teekening is uitmuntend verzorgd, de kleur puik en krachtig en de voorstelling geheel waarheid. Deszelfden schilders Strandlooper mag insgelijks aanspraak maken op onverdeelden lof.
H. Leineweber (Dusseldorp): De morgen in 't huis van den boschwachter en Poging tot verzoening, twee goed getroffene en bijna onberispelijk geteekende tafereelen, die ons echter voorkwamen wat rosachtig van toon en kleur te zijn, zooals de meeste der Dusseldorpsche school.
A. Asselbergs (Brussel). Een uitstekend stuk is zijn Waterpoel in de Kempen; in de Waterpoel van Bellecroix schaadt de al te blauwe lucht, terwijl de voorgrond ons overdreven zwart voorkwam; de schildering van het stuk Decembermorgen in de Kempen scheen ons te hard. Het eerste werd voor het Antwerpsch museum aangekocht.
Mej. E. Beernaert: twee zeer fraaie stukken, Moeras te Hoogstraeten en een Zicht uit de duinen van Oostkapelle; aan beide leggen wij evenwel ten laste, dat de boomen met tak en blad niet genoeg geteekend zijn. Bij Ruysdael en Meindert Hobbema zou de schilderes met vrucht kunnen te rade gaan.
C. Bernier (Parijs). De verlatene dreef van dezen meester is eene uitstekend schoone schilderij, een kapitaal kunstgewrocht, zooals de pronkzaal er niet veel rijk is, een uitzonderlijk sieraad voor de hedendaagsche Fransche school. Jammer dat het zoo slecht geplaatst werd.
L. Derickx: Op den Beukenberg, welk wij reeds verleden jaar te Brussel zagen, is thans aangekocht voor de verloting. Wandeling onder de wilde kastanjeboomen, met een gezicht op de stad Tongeren in het verschiet, overtreft eerstgenoemd stuk, ook aan kracht van kleur, en vormt eene zeer aangename schilderij.
A. De Lathouwer stelde twee verdienstelijke landschappen ten toon: De morgen, verkocht aan den reeds vroeger vermelden heer W.H. Glenny, en Einde van den herfst.
A. De Keyzer: een goed uitgevoerd Gezicht van Antwerpen aan de Schelde en een verdienstelijk stuk, getiteld: Na den regen.
J. Janssens, L. Pulinckx en F. Matthaei verdienen allen veel aanmoediging.
K. Pauli (Gent): twee fraaie en zeer aangename landschappen: een woudgezicht in den herfst en Eene beek in het bosch; het laatste is aangekocht voor de verloting.
J. Rosseels stelt drie landschappen ten toon: Heide, In de maand Juni en De morgen; zij zijn, volgens een stelsel waaraan wij onze goedkeuring onthouden, zeer grof geschilderd, en maken, vooral als men ze van eenigszins nabij beschouwt, eenen indruk die alles behalve aangenaam is.
A.J. Heymans is in hetzelfde spoor als de heer J. Rosseels. Zijn Weg der oude berken is aangekocht door den heer E. Picard-Olin. Buitendien stelt hij ten toon: Een lentemorgen en Het dorp mijner moeder. De eerste indruk echter welken deze stukken op den toeschouwer maken, vooral wanneer zij van op zekeren afstand worden gezien, is anders vol waarheid.
Op mev. Mesdag van Houten ('s-Gravenhage), Morgen in de heide en Stilleven, is nagenoeg van toepassing wat wij schreven over de heeren Rosseels en Heymans. Deze schilderes schijnt meer met het paletmes dan met het penseel te werken.
G. Vogels (Brussel): In het bosch en Boomgaard. Idem.
J. Vola: Gezicht op de boorden der Lesse en Watermolen in de omstreken van Parijs; te zwaar geschilderd en zwart van kleur.
P.J. Gabriel (Schaerbeek): zijn voortreffelijk Hollandsch landschap, Gezicht uit de omstreken van Abcoude, op een schoonen zomermiddag gezien, is gekocht voor de verloting. Deze schilder zond bovendien twee verdienstelijke gezichten uit de Hollandsche turflanden.
L. Delehaye: een Romeinsch binnenhof, welk van veel aanleg blijk draagt, al wettigt het ook de vraag of het geschilderd is naar de natuur.
De Dusseldorpsche school zond een goed getal fraaie landschappen en watervallen, waartusschen wij vooral aanteekenen die van W. Bode, H. Brinckmann, R. Burnier, J. Büttler, J. Duntze, F.W. Fabarius, C.L. Fahrbach, A. Flamm, W. Genschow, O. Jernberg, C. Jungheim, A. Kessler, W. Klein, A. Leu.
Tusschen de Brusselsche landschapschilders bekleeden in deze tentoonstelling eene goede plaats L. Carpin, K. Cavens, A. Dautrelande, V. Evrard, A. De Biseau, F. Delgouffre, M. en M. Gardner, E. Huberti, F. Keelhoff, H.B. Koekoek, A. Le Mayeur. De volgende Antwerpsche liefhebbers-landschapschilders zonden zeer verdienstelijke stukken: F. Isenbaert, H.D. Hooge, A.M. Oomen en H. Parein.