De Vlaamsche School. Jaargang 25
(1879)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 121]
| |
Hendrik Causé, plaatsnijder, te Antwerpen, 1648 + 1699.Den naam van dezen plaatsnijder der xviie eeuw vinden wij op drie verschillende wijzen geschreven: Couse, Cause en Causé, waarvan de laatste, met au en het scherp-klankteeken boven de é, ons de verkieslijkste schijnt dewijl zij door den kunstenaar zelf | |
[pagina 122]
| |
meestal werd gebruikt bij het onderteekenen zijner werken. Dank aan de belangrijke en voor de kunstgeschiedenis zoo nuttige, ja, schier onmisbare uitgave van de Liggeren der Sint-Lucasgilde, door de heeren L. Rombauts en Th. Van Lerius met de grootste zorgvuldigheid bewerkt, kwamen over genoemden meester eenige tot dusverre ongekende bijzonderheden aan het licht. Wij zien daar dat Causé zijne kunst aanleerde bij den gunstig gekenden plaatsnijder Rijkaard Colijn, bij denwelken hij als leerjongen vermeld wordt in het jaar 1660-1661, en dat hij zelf als meester werd aangeschreven in 1685-1686. Twee jaren nadien (1687-1688) heeft hij in zijn werkhuis drie leerlingen, te weten: Lambrecht en Lambrecht-Hendrik Causé en Melchior Van Wolschaten. Zijne doodschuld werd betaald in 1698-1699, en de rekeningen van O.-L.-V.-kerk, het tijdstip zijns overlijdens nader bepalende, geven te kennen dat het voorviel in de maand Juni 1699Ga naar voetnoot(1); de doodschuld zijner echtgenoote was aan de gilde betaald geworden ten jare 1691-1692Ga naar voetnoot(2). Niet alleen hier te lande, maar ook in Holland en Duitschland schijnt Causé gewerkt te hebben. De heer Edm. De BusscherGa naar voetnoot(3) vermeldt verscheidene plaatsneden in deze landen uitgevoerd. Volgens denzelfden schrijver zou eene Onbevlekte Maagd, gegraveerd voor het college der Jezuïeten, te Lier, en het jaartal dragende van 1695, een der laatste gewrochten zijn van den kunstenaar; doch deze bewering mag gewaagd voorkomen, als men in aanmerking neemt dat hij leefde tot in 1699. Onder de werken van een later tijdstip vermeenen wij te mogen rekenen de titelplaat van den brevier der orde van Premonstreit, in groot in-4o-formaat, die ten jare 1698 door Frans Muller in de Knobbaertsche drukkerij werd uitgegeven. Zij verbeeldt den H. Norbertus het wit habijt zijner orde uit de handen der H. Maagd ontvangende, terwijl de H. Augustinus hem zijnen regel toereikt; daarbij ziet men engelen die zinneteekens dragen en eene banderol waarop de titel te lezen staat; beneden vertoont zich een fraai gezicht der stad Antwerpen. Deze plaat werd vervaardigd naar eene teekening van Abraham Van Diepenbeek, en dezelfde teekening op eene kleinere schaal gegraveerd door Martinus Bouché vindt men aan het hoofd van den brevier der gemelde orde, gedrukt in 1675. Hij sneed ook de bijzonderste Antwerpsche monumenten en de eerebogen opgericht in de scheldestad ter eere van Ferdinand van Oostenrijk. Wij achten het overbodig eene verklarende beschrijving te voegen bij de plaatsnede van Hendrik Causé, welke wij hier, op steen overgebracht, den lezer voor oogen stellen. Bij den eersten aanblik erkent eenieder gereedelijk den H. Norbertus, insteller der orde van Premonstreit, aartsbisschop van Magdeburg en apostel der stad Antwerpen. De afwezigheid van eens teekenaars naam op deze plaat, wettigt het vermoeden dat zij door den plaatsnijder zelf werd geteekend. |
|