XVIIe Nederlandsch taal- en letterkundig congres.
Onder dagteekening Mechelen, 29 Mei 1879, is het volgende schrijven openbaar gemaakt:
Het xvie Nederlandsch congres had verleden jaar te Kampen in Holland plaats.
De aldaar benoemde commissie heeft met eenparige stemmen besloten dit jaar het xviie congres in de tweede helft der maand Augustus hier te Mechelen te houden, en heeft het staatsbestuur verzocht mij te gelasten met het inrichten eener regelingscommissie.
In broederlijkheid en eensgezindheid, hoop ik, zullen al de Vlaamschgezinden der stad, alsook de plaatselijke drukpers hand aan hand streven voor het behoud der aloude faam van het gastvrije kunst- en letterlievende Mechelen.
De veelvermogende ondersteuning van het stadsbestuur zal ons niet ontbreken: de heer burgemeester heeft het zich als eene eer gerekend het eerevoorzitterschap aan te nemen.
Is voor zulke plechtigheid de medehulp der overheden noodig, onontbeerlijk ook is de deelneming der gansche bevolking tot het welgelukken der feesten, die te harer gelegenheid hoeven gegeven te worden.
Pas veertien dagen geleden, hebben wij met innige vreugde kunnen bestadigen, dat de Mechelsche bevolking zich als één man vereenigde voor het lenigen eener groote ramp, onzen Waalschen broederen overkomen.
Waarom zouden wij ditmaal, nu het er op aankomt onze Nederlandsche broeders luisterlijk te ontvangen, niet onze onderlinge veeten ter zijde stellen en broederlijk samenwerken tot eer en welvaart onze geliefde stad?
Om die zoo wenschelijke algemeene deelneming der bevolking te verkrijgen, heb ik, schriftelijk of in persoon, onze invloedrijkste medeburgers en de meest bekende letterkundigen beider gezindheden verzocht deel te willen nemen aan de inrichting van het congres.
Ik ben overtuigd, dat zij het met mij eens zullen zijn om te erkennen, dat het voor Mechelen eene groote eer is tot zetelplaats van het xviie taalcongres te zijn aangeduid en dat die plechtigheid in de jaarboeken onzer schoone stadsgeschiedenis in gouden letteren zal verdienen aangestipt te worden.
De stad van Dodoens, Coxie en Faid'herbe zal zich immers waardig willen toonen van haren alouden Vlaamschen roem!
W. Geets.