Reizen per ijzeren-weg.
Ter gelegenheid van een ongeluk, op den ijzeren-weg gebeurd, geeft de Middelburgsche courant de volgende nuttige wenken. Uit de statistiek van de spoorwegongelukken blijkt in het algemeen, dat bij botsingen en ontsporingen, rijtuigen die zich in het midden van den trein bevinden, de minste kans van gevaar opleveren. Bij botsingen zijn de voorste en achterste wagons het meest aan beschadigingen blootgesteld; bij ontsporingen van de locomotief en botsing van deze met een anderen trein, hebben de voorste, wanneer daarentegen een trein door een anderen wordt ingehaald, de achterste wagons het meeste te lijden. Van de zitplaatsen zijn de terugrijdende (dat wil zeggen, wanneer men met den rug naar de locomotief gekeerd zit) veiliger dan de vooruitrijdende. Onder de 100 botsingen, die op de spoorwegen plaats hebben, leert de ondervinding dat steeds 85 tot 90 in de richting van voren naar achteren plaats hebben, waarbij dan ook de reizigers, die met den rug naar de locomotief gekeerd zitten, enkel tegen het beschot worden gedrongen, terwijl de reizigers die met het gezicht naar het stoomtuig gekeerd zitten, van hunne zitplaatsen worden weggeslingerd. Bij het uitstrekken der beenen onder de tegenoverstelde plaats of bij het op de eene of andere wijze beletten van de vrije beweging der ledematen, ontstaat al licht beenbreuk, vermits bij iedere buitengewoon snelle en sterke beweging van het rijtuig, het lichaam voor- of achterwaarts wordt geslingerd. Dit kan vermeden worden, wanneer men zich, door genoegzame breedte der rijtuigen, volkomen vrij op zijne plaats bewegen kan. Te dezer gelegenheid zij herinnerd, dat ook aangeraden wordt, wanneer bij voorbeeld een trein ontriggelt of tegen een anderen stoot, te gaan nederliggen uitgestrekt op den vloer der wagons, die gewoonlijk het stevigst is en waar men door de banken is beschut.