Het keteltje van Grave.
Het hier afgebeelde zilveren keteltje is datgene, waarvan wij
in
onzen jaargang 1876 op blz. 186 kortbondig gewaagden als in het jaar 1536 door
graaf Maximiliaan
van Buren geschonken aan de Nederlandsche stad Grave, om daaruit bij feestelijke
gelegenheden de stadsgasten te onthalen. Wij drukten toen ook de woorden, die de vorstelijke begiftiger op het keteltje liet griffelen en waaruit men verneemt, dat hij het buit maakte in Afrika en aan de stad Grave schonk. Tevens haalden wij eenige bijzonderheden over den graaf van Buren aan. Wij besloten onze mededeeling met het bericht, dat Grave's gemeentebestuur geneigd scheen het keteltje te verkoopen en er hem reeds 2500 gl. voor aangeboden was. Uit de 24
ste aflevering van onzen jaargang 1878, blz. 193, hebben onze lezers vernomen, dat de stad Grave het keteltje inderdaad heeft verkocht, niet voor 2500, maar voor arme 700 gl., aan eenen ingezetene van Bergen-op-Zoom.
Het keteltje is ruim een pond zwaar. Zooals wij in 1876 vermeldden, is het met hengsel en tuit ongeveer 12 centimeters hoog en bereikt het in doorsnede 20 centimeters. Over de tuit prijkt Maximiliaans wapen in brandverf.
Het kan de stad Grave niet tot eere strekken, dat zij koopmanschap gedreven heeft met een voorwerp, welk zij als een kostbaar erfstuk uit den ouden tijd zorgvuldig had moeten bewaren, zooals de Nederlandsche stad Veere doet, met den zilveren beker dien voornoemde graaf van Buren haar in 1551 schonk en waaruit wij de eer hadden eenen teug te drinken, toen wij, in 1872, met een aantal leden van het xiie Nederlandsch taal- en letterkundig congres, te Middelburg gehouden, het gastvrije Veere bezochten. Een afbeeldsel van dezen beker is te vinden in onzen jaargang 1872, blz. 162vi
D.V.S.