De Vlaamsche School. Jaargang 25(1879)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Vondel Twee eeuwen na zijn afsterven een stem uit Vlaanderen. I. Laat, Noorderbroedren! onze stem In uw gezangen tonen mengelen; Laat ook het Zuiden bloemen strengelen In de eerkroon die gij vlecht voor Hem. Scheidt ons een landgrens van zijn graf, De Rubensstad, die zóó mag roemen, Smaakt moedervreugde ook Hem te noemen Bij allen die de Kunst haar gaf. Ja, Vlaandren gansch, hoe diep het viel, Wat nacht zijn glorie moog verdonkeren, Ziet Hem nog aan zijn hemel flonkeren: Die ster doortintelt nog zijn ziel. Wij komen, Broedren! zelfs geen vonk Zijns reinen roems den Amstel rooven; Hoe ge eeuw aan eeuwen Hem moogt loven, Nooit schenkt gij Hem wat Hij u schonk. Zoo Neerland - Neerland werd en bleef, Een volk dat voor geen ander neerziet, Hem danke 't mee, die dwingt tot eerbied Voor adelbrieven als Hij 't schreef. Wij komen met een vol gemoed, Niet vóór zijn beeld of tombe treuren, Maar, als een vaas vol frissche geuren, Ons hart uitstorten aan zijn voet. II. Wat zegen een beminde Vorst, Die omrijdt door geliefde landen, Wat heil hij strooie uit beide handen, Wat vuur ook in de kondste borst; Hoe anders toovert nog en roert Wie schoonheid schept, bezielt, begeestert, Miljoenen harten overmeestert, En op zijn vleuglen medevoert! [pagina 10] [p. 10] Die allen boeit in Hof en hut, En Hof en hutten leeg doet stroomen, Waar Hij ten schouwburg treedt met - droomen, En, als de zaal, de zielen schudt! En 't schoon der kunst is eeuwig schoon..... Wie spreidt de stralen, droeve harten! Die Hij liet schittren door uw smarten, Na tien geslachten al ten toon? Dat voelt niet één als Vlaandrens kroost, Dat, om zijn taal gehaat, verstooten, De zielenwereld uitgesloten, Nog Vondel heeft tot licht en troost. Dies komen wij met vol gemoed, Niet bij zijn beeld of tombe treuren, Maar, als een vaas vol frissche geuren, Ons hart uitstorten aan zijn voet! J. de Geyter. 1879. Vorige Volgende