Veertien dagen te Parijs.
Schetsen van binnen en buiten de tentoonstelling.
IV.
Het was in al de dagbladen met veel ophef aangekondigd dat de groote waterspelen heden Zondag te Versailles zouden plaats hebben, en dewijl wij toch voornemens waren, dit beroemde koningsverblijf den eenen of anderen dag met een bezoek te vereeren, besloten wij deze gelegenheid te baat te nemen. Er waren nog meer menschen die zulks deden, en het was ons volstrekt onmogelijk op den tram te geraken; wij waren gedwongen, ons naar het spoor te laten brengen, waar wij, na ongehoorde pogingen om door de menigte heen te dringen, eindelijk een paar kaartjes konden bekomen.
Goddank! daar zijn wij nu goed en wel op den trein gezeten, en vooruit gaat het stoomtuig, immer vooruit, in duizelige vaart, voorbij de heerlijkste landouwen, voorbij Suresne, waar alle jaren, op 15 Augustus, het deugdzaamste meisje tot rozenmaagd wordt gekroond, voorbij het machtige fort de Mont-Valerien, voorbij het lieve dorp Sèvres, waar het alom gewaardeerde porselein wordt gemaakt, voorbij schoone lusthoven, tot wij eindelijk, na drie kwart uurs rijdens, te Versailles aankomen.
Het was omtrent 11 ure toen wij het prachtige kasteel hadden bereikt. Men had ons wijs gemaakt dat de waters van 1 tot 4 ure zouden spelen; maar bij onze aankomst begon dit spel onmiddellijk. ‘Dat was een geluk!’ zal men wellicht zeggen. Och, neen, het was eigenlijk geen geluk; want het waren de fonteinen niet die opengezet waren, maar wel de wolken die waren losgebroken; de waters speelden van boven: er viel ons eene malsche regenvlaag op het hoofd, zoodat wij spoedig eene wijkplaats zochten in de ruime zalen van het kasteel. Het wemelde er waarlijk van Vlamingen: Antwerpenaars, Gentenaars, Brusselaars enz.; wij hoorden er meer Vlaamsch dan Fransch spreken en ontmoetten er vele vrienden en bekenden uit onze moederstad.
Wij volgen de menigte en wandelen door de vorstelijke zalen, voorbij de honderde groote schilderijen, die u allen doen herinneren aan Frankrijks roem, aan Frankrijks grootheid. Portretten van maarschalken, koningen en vorstinnen, slagvelden en belegeringen, bloed en moord in overvloed. Wij die hoegenaamd geene liefhebbers zijn van al die militaire glorie, stappen er schier achteloos voorbij, slechts du en dan een oogenblik stilhoudend voor een doek van Gallait of Ary Scheffer; van de beide Vernets is er ongelooflijk veel broddelwerk te zien. Aan Lodewijk XIV is eene gansche zaal toegewijd, waar de inpalming van een gedeelte van ons land, als door hem gepleegde heldendaden, wordt verheerlijkt. Het was die wellustige koning Lodewijk XIV, welke het paleis van Versailles tot zijne verblijfplaats deed bouwen; de onkosten er van beliepen omtrent de 400 millioen; aan het onderhoud werd door zijne opvolgers ongeveer nog eene dergelijke som besteed. De uitgebreide schilderijen-verzameling, door Lodewijk Philips aangelegd, heeft ruim vijftien millioen gekost en werd nadien nog gedurig vermeerderd.
Wij hebben lang genoeg door de zalen gewandeld, en dewijl de lucht is opgeklaard en de zon door de wolken komt piepen, verlaten wij het paleis en gaan in den hof eens kijken of de waters nog niet aan 't spelen zijn. Wij zagen er eene menigte volks bij elkander staan en dachten: ‘ha! nu zal 't gaan beginnen.’ Naderbij komend, bemerkten wij daar den fameuzen kapitein Boyton, die kwam aangezwommen in het groote kanaal, dat eene lengte heeft van 1520 meters. Behalve dit kanaal zijn er ook talrijke groote vijvers, allen versierd met beeldengroepen van zeegoden en nymphen, welke heele watergolven zouden moeten uitspuiten, maar dit nu juist niet willen doen, wellicht omdat wij er omtrent zijn.
Het aanbrengen van al dit water in den hof heeft niet alleen eene massa geld, maar ook vele menschenlevens gekost, want te Versailles zelve was er geen aanwezig, en Lodewyk XIV wilde kost wat kost water hebben. Om aan die koninklijke gril te voldoen, werd de rivier de Eure met ongelooflijk veel moeite bijna teenemaal verlegd en naar Versailles gebracht. Aan dit reuzenwerk werden niet minder dan 36,000 man aanhoudend gebezigd, en door den langen duur en het overtollige werk dat er van hen werd vereischt, stierven er velen dier ongelukkigen. De dooden en zieken waren zoo talrijk, dat ze bij nachte in stilte op rijtuigen werden weggevoerd.
Het groot Trianon, dat men verder op in den uitgestrekten hof aantreft, is een afzonderlijk kasteeltje, waarin schoone moderne schilderijen en beelden, alsmede kostbare meubelen te zien zijn. Lodewyk XIV deed dit paleis bouwen voor zijne gunstelinge, de befaamde weduwe van den dichter Scarron, beter gekend onder den naam van Madame de Maintenon, met welke hij later een geheim huwelijk sloot. Zij was eene heerschzuchtige vrouw en het griefde haar diep, dat ze niet tot koningin werd verklaard. Van protestantsche ouders geboren, was zij tot de Roomsche Kerk overgegaan, en door haren invloed op den koning heeft zij er niet weinig toe bijgedragen, om dezen te doen besluiten het edict van Nantes in te roepen, waarbij al hare vroegere geloofsgenooten uit Frankrijk werden verbannen, en meestendeels de wijk namen naar Engeland en Holland.
Wanneer men het groot Trianon gaat bezichtigen, moet men aan de deur een poosje staan wachten tot er een hoopje bezoekers bijeen zijn. Alsdan worden allen binnengelaten en rondgeleid door eenen bediende, welke voorop stapt en bij het binnentreden van elke kamer roept: ‘Dit is de slaapkamer van Lodewijk XIV! Dit is de werkkamer van Lodewijk XIV! Dit is de ontvangstkamer van Lodewijk XIV!’ enz. enz. Kortom, het is al Lodewijk XIV dat de klok slaat.
Eenige honderde stappen verder in den hof komt men aan het klein Trianon, een ander paleisje, dat Lodewijk XV heeft doen bouwen voor zijne gunstelinge de beruchte schoone lichtvink Marie-Anna Vaubernier, dochter van een armen tolbeambte. De graaf Du Barry, een adellijke wellusteling, haalde haar uit een huis van ontucht, nam haar tot vrouw en bracht haar aan het hof, waar zij welhaast de aandacht wist tot zich te lokken van den verwijfden vorst, en dit gelukte haar te gemakkelijker, dewijl eene andere beruchte lichtvink, Joanna