de omstandigheden vertellen van haar voorgaande leven, al de bijzonderheden over hare familie en hare meest geheime wenschen. Van 't eerste bezoek had zij dan ook 't volkomen vertrouwen van Leonie gewonnen, en dat deze hare kunst waardig beloonde, spreekt van zelf. - Mieke had vervolgens aan 't meisje gezegd, dat het geluk van haar leven besloten lag in haar huwelijk met eenen ‘blonden jonkman, die zonder ouders was, een goed ambacht kende en nog al veel het huis haars broeders bezocht: zijn doopnaam begon met eene K en eindigde met eene 1.’ Dat was Karel Stoens, de pleegzoon der echtgenooten Pieters. Om haar geheel voor dien jongeling in te nemen, voegde Mieke er bij: ‘Een klein meisje heeft hem den eersten stap in zijn geluk doen maken, door hem in 't huis te doen komen, waar hij nu is; een ander meisje moet hem den grooten stap doen maken, naar eer en fortuin, en dat meisje zijt gij!’ Overtevreden kwam Leonie te huis: Karel was haar ideaal geworden, Sofia hare vertrouwelinge!... Om met meer gemak de laatste kans van haar geluk waar te nemen, had zij hare moeder overgehaald om de tweede dochter van Sofia als meid te huren, en alzoo kon zij nu en dan eenen avond doorbrengen bij Francisca en er Karel al eens ontmoeten; - iets dat haar anders zeer moeilijk ware gevallen, vermits zij hare oude moeder niet moch talleen laten. De vriendschap, de attenties, welke Leonie aan Karel betoonde, had de jongeling wederkeerig met beleefdheid en eerbiedige voorkomendheid beantwoord: hij vereerde in 't meisje de zuster van Felix, wien hij de vurigste verkleefdheid bleef toedragen. Zoo ver stonden de zaken, toen de familie Lamineur weder op 't punt stond te vergrooten: Francisca zou voor de vijfde maal moeder worden. Op aandringen van Leonie werd Karel tot peter gevraagd. Hij aanvaardde, doch op voorwaarde, dat Roza tevens meter mocht zijn!... Natuurlijk werd dat toegestaan; maar hoe Leonie er mede in haar schik was!... De
doop greep plaats, en 't kind, een meisje, werd Roza-Carolina genoemd. Mocht echter met dit alles de jaloezij een tijd in het hart van Leonie hebben gewoeld, de avond van den kerkgang bracht alles weder op zijn effen. Dien avond greep er, als naar gewoonte bij dergelijke omstandigheden, een klein feest bij Felix plaats. Karel was er met zijnen baas op tegenwoordig; Roza zou 's anderendaags komen met de bazin. Na het avondmaal werd er gezongen, en Karel, die als zanger eene uitmuntende stem en een ingeboren talent bezat, haalde zijne schoonste liedjes uit en zong verscheidene duo's met Leonie. Alzoo was er tusschen hen beide wat vertrouwelijkheid ontstaan, vertrouwelijkheid door de omstandigheid eenigszins gewettigd en door den wijn, welke niet gespaard werd, zeer verlevendigd. Rond middernacht scheidde men. Karel bood Leonie aan, haar te vergezellen tot aan hare woning en zij greep met vrijmoedigheid zijnen arm. Aan hare deur gekomen, kon zij hem echter niet doen toestemmen om nog een oogenblik bij haar binnen te treden; maar toen zij hem tot afscheid hare hand toestak, die van ontroering beefde, drukte hij er met de uiterste hoffelijkheid eenen kus op!... Karel verschrikte eenigszins, toen het meisje hierop hare hand haastig terug trok; en dat zij vervolgens met eene snelle beweging binnen wipte en de deur toesloeg, schreef hij toe aan de eerbiedige vrijheid, welke hij zich had veroorloofd. De onnoozele! Hij zag niet, hoe zij achter de deur met kloppenden boezem naar het gerucht zijner stappen stond te luisteren; hoe zij, toen deze wegstierven, de deur zachtjes weer opende en met tranende oogen zijne donkere gestalte bleef nastaren, tot dut hij eindelijk achter eenen hoek verdween. Het was nu wel de liefde, die volop het hart van Leonie had ingenomen. Zij beminde uit al de kracht van haar gemoed, en zij begreep het: zonder Karel was er voor haar geen geluk meer op aarde.
Wat zij een tijd voor Edward had gevoeld, was dat ijdel genoegen van eindelijk eenen minnaar te bezitten - gevaarlijk genoegen, dat veelal voor liefde wordt genomen; met Karel hadde zij de bitterste armoede, de grootste ellende willen lijden. Zij beminde hem! Helaas!...
Niet waar, het is aanstootelijk te zien, hoe het edelste gevoelen der menschen, de bron van het geluk der echtelingen, van den voorspoed der familiën, - de heilige liefde ontaardt tot eenen drift, die slechts rampen baart en onheil, die bederft en sloopt: de helsche jaloezij!... En helaas, het is niet altoos, als hier, eene hebzuchtige, hartelooze oude vrouw, welke de oorzaak is, - niet altoos een vijf-en-dertigjarig meisje, welke 't slachtoffer is van dit kwaad!... Ach, neen: het zijn meest altoos de onnoozele meisjes in 't prilste hunner jeugd, welk zoo worden getroffen, tengevolge der meest argelooze, maar toch wreede lichtzinnigheid der jonge lieden.
Ik ook ben jong geweest, en ik zal het niet beproeven om mijne jongelingsjaren vrij te spreken van eenige lichtzinnigheid; dat ligt overigens gansch in den aard der jeugd; maar het is niettemin spijtig, dat zulks die betreurlijke gevolgen moet hebben. o, Mocht ik aan de jonge meisjes eenen raad geven, 't zou zijn: ‘Past op uwe hartjes; hebt deze noch in uwe oogen, noch in uwe ooren!... Niet alles, wat gij schitteren ziet, is goud; niet alles, wat gij hoort, is waarheid. Past op uwe hartjes; 't geluk van uw geheel leven behoudt ge slechts op die voorwaarde!’ En aan de jongelingen: ‘Vermaakt u: speelt, wandelt, droomt: dat behoort aan uwe jaren, aan uwen stand; maar dartelt met geene teedere harten, wandelt niet over de bloemen der zaligste hoop, droomt niet luidop!... Gij mocht die hartjes breken, gij zoudt die bloempjes vertrappen, en uwe ijdele, bedrieglijke droomen, voor echte waarheid aanvaard, mochten de beweenlijkste dwalingen ten gevolge hebben!’
Leonie vond Karel reeds 's anderdaags in het huis haars broeders terug. Hare ongemeene vriendelijkheid overtuigde den jongeling al seffens, dat hare misnoegheid, had zij bestaan, ten minste geweken was; maar ondanks hare in 't oog springende voorkomendheid, die meer dan eens schimpscheuten aan Felix en Francisca ontlokte, bleef de jongeling den eerbiedigen afstand in het oog houden, die hem scheidde van de zuster zijns weldoeners; en, hoezeer ook Leonie op eene verklaring uit was, die hare wenschen kon dienstig zijn, die verklaring bleef weg. De kaartlegster, wederom geraadpleegd, gaf eerst eenige recep-