De Vlaamsche School. Jaargang 24

De overstrooming van den Nijl.

Onder de overstroomingen, die jaarlijks op gezette tijden plaats grijpen, is die van den Nijl de vermaardste. In Ethiopië, alwaar de regentijd van April tot September duurt, begint de overstrooming reeds met het einde der maand Mei, maar in Egypte in Juni. De overstrooming klimt alsdan gedurende 46 dagen, waarna zij even zoo lang afneemt. Hierbij doet de noorderwind zeer veel, dewijl hierdoor de wolken tegen de gebergten in de binnenlanden worden gedreven en tevens de uitvloeiing van den Nijl verhinderd wordt. Begint er zuiderwind te waaien, dan valt de rivier in eenen dag zoo veel, als dezelve in vier dagen gestegen is. Daar het land door de aanslijking steeds hooger wordt, moet het water thans ook veel hooger klimmen dan eertijds, voordat de overstrooming plaats

[p. 102]

grijpt. Deszelfs hoogte wordt door den zoogenaamden Nijlmeter bepaald, welke, volgens Diodorus, reeds door de oudste Egyptische koningen te Memphis opgericht werd. De tegenwoordige Nijlmeter staat te Oud-Kaïro, tegenover het zuideinde van het eiland Rodda. Dezelve is eene meer dan 50 voet hooge zuil, in 3 afdeelingen, elke van 8 Turksche meters, en in eenen vierhoek ingesloten, die op een verwelfsel rust, onder hetwelk de rivier doorstroomt. Tegenwoordig moet het water meer dan 50 voet klimmen eer het land overstroomd wordt, terwijl het, in overoude tijden, slechts 16 voet, en in de eerste eeuw na Christus' geboorte, slechts 32 voet behoefde te wassen, volgens de berichten van Herodotus en Plinius (v. 9 xxxvi 7).