De huisvlieg.
Onze huisvlieg is schier over den geheelen aardbodem verspreid en in vele gewesten zooals als op Otahesti, in Nieuw-Holland, aan de Kaap, enz., in verbazend overlastige menigte. Het bevruchte wijfje legt den 7n of 8n dag na het paren, omtrent in goede vijf minuten, en wel ten minste viermaal 's jaars, ruim 80 eitjes, op vochtige, morsige plaatsen, in stallen, mesthoopen, enz. Na verloop van eenige dagen, kruipen de jongskens uit het ei, leven 7 tot 8 dagen als wormen en trachten alsdan in hunne schuilhoeken van gedaante te veranderen. Om het omhulsel los te scheuren, kan de opgeslotene vlieg den kop gelijk eene blaas uitzetten. De geheele gedaanteverwisseling duurt niet veel langer dan drie weken, en alsdan zijn de jongen terstond tot voortteeling bekwaam. Zoo kunnen twee vliegen, aangenomen dat zij maar vier keeren paren, in één jaar eene nakomelingschap van meer dan twee millioen bekomen. De vlieg kan zeer lang zonder voedsel leven; zoo hebben jongen, die pas uitgekropen waren, meer dan vier dagen geleefd zonder iets te gebruiken. Tot de beste middelen om de vliegen in een vertrek te dooden, behoort de aanwending van het volgende mengsel: ½ ons aftreksel van kwassiehout met een klompje suiker, in een paar onsen water opgelost.