Johan Van Rotterdam.
Wij mogen onzen jaargang niet besluiten, zonder een woord van waardeering te wijden aan den man, wiens naam boven dit opstel staat. Wij herdenken hem dankbaar als medestichter en gewezen bestuurder van ons tijdschrift, welk hem menigte van bijdragen dankt, opgenomen in de zes eerste deelen der Vlaemsche School. Zijn afbeeldsel verscheen in onzen 1n jaargang, blz. 113, geteekend door Ed. Dujardin, op hout gesneden door H. Brown.
Den 4n Augustus verwisselde Van Rotterdam het tijdelijke met het eeuwige, in 't gesticht der broeders van liefde te Mechelen, onder wier hoede hij geplaatst was sedert 1874, toen eene hersenziekte hem van 't gebruik zijner verstandelijke vermogens beroofde. Hij werd te Antwerpen geboren den 23n Maart 1825. Zijn vader was een onderwijzer. Buiten de verhalen, die hij, tusschen 1845 en 1858, liet verschijnen in verschillende tijdschriften, gaf hij afzonderlijk uit in 1855, Twee brave kinderen en een boosaardig mensch en De dochter des visschers, in 1857, De smokkelaars en Herinneringen, in 1861, Broeders en zusters en De Antwerpsche Ommegang, in 1865, Oude vrienden. J. Van Rotterdam was een zoo gemoedelijk als vruchtbaar schrijver. Zijne werken vonden dan ook meest allen een welverdienden bijval. Bij eene nieuwe uitgaaf, wij houden er ons van overtuigd, zou het lezend publiek hun hetzelfde gunstig onthaal laten wedervaren. Allen, die den overleden schrijver persoonlijk hebben gekend, zullen hem, ook om de goede hoedanigheden welke hem als mensch kenmerkten, in liefderijk aandenken houden. Hij telde enkel vrienden. Hij laat een zoon achter, gesproten uit zijnen echt met wijlen juffrouw Joanna Mertens.