De Vlaamsche School. Jaargang 23(1877)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De Vos en de Raaf. (Naar de La Fontaine.) De Raaf eens op een boom gezeten, Had in haar' bek een kaas gelaân, De Vos kwam 't op den reuk te weten En sprak haar in dier voegen aan: ‘He, goeden dag, Mevrouw de Raaf, Wat zijt ge mooi, wat pronkt ge braaf! Voorwaar, als uwe taal Zoo schoon is als uw veedrenpraal, Zijt gij de Phenix der bewoners van het oord!’ De Raaf, door Reinaarts vleierij bekoord, Wil hare stemme monsteren terstond. Zij opent haren bek - de kaas valt op den grond. Daar grijpt de Vos hem aan en zeit: ‘Mijn schoone meid, Leer dat elke vleier leeft Bij wien gehoor hem geeft. Dit lesje, kort en klaar, Geldt wel een kaas voorwaar!’ De Raaf vol schaamte en ook vol rouw Zwoer, doch te laat, dat men baar niet meer foppen zou. Lichtaart. Dr B. de Bie. Vorige Volgende