De Vlaamsche School. Jaargang 23(1877)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Vertrap ze niet. Zij praalde zedig in den hof En stond, met morgendauw beladen, Wellustig in de zon te baden. Zij hoorde zich van al die bloemen Tot 's middags nog de schoonste noemen.... Daar steekt een wind op, en het stof Vliegt warlend, dwarlend langs de paden. De lucht betrekt; bij stroomen valt de regen, Der aarde niet ten milden zegen, Een vader angst voor ramp en wee. Onstuimig is het allerwegen. Een felle bui verwoest den gaard En rukt wat schuldloos was op aard, De schoonste bloem gebroken meê. De wolken drijven af; 't wordt stil; Maar de avond blijft ontroerd en kil. Het loover laat zijn tranen vallen, De vogel niets dan klachten schallen. Nu schrikt en ijlt het bang geweten: Die bloem hebt gij daar neergesmeten; Zij trilt als zij de toekomst ziet: Verhef die bloem, vertrap ze niet. Edm. van Herendael. Vorige Volgende