De Vlaamsche School. Jaargang 23
(1877)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijAan AntwerpenGa naar voetnoot(1).
O schoone stede,
Die u daar spiegelt in den blonden Scheldevloed!
De handel stort de vruchten van den vrede
Uit iedre hemelstreek u kwistig voor den voet.
Fier, naast getuigen van uw glorierijk verleden,
Verheffen zich ten allen kant,
Gewrocht door jeugdige meesterhand,
Getuigen van een weeldrig heden.
Het is een wakker, warm gevoelend volk, dat sproot
Uit uwen moederschoot.
En uwe sterke wallen,
Waarop geen vijand ooit zijn zegevaandel plant,
Ten schild verstrekken zij aan 't heilig vaderland!
Maar wat u groot maakt boven allen,
Op meerder weelde en schoonheid prat,
't Is dat ge zijt de bakermat
Der Vlaamsche kunst, de Rubensstad!
Rubens! en gij, waarboven,
's Meesters statige schimme zweeft,
Waar, om den Schilderkoning te loven,
Alles leven en stemme heeft;
Rijken
Mogen bezwijken,
Volken mogen vergaan,
Samen
Zullen uw namen,
Eeuwig samen bestaan!
Samen trotseeren -
Den tijd te groot -
Samen braveeren
Vernieling en dood!
Rubens! Rubens! hem te roemen,
Is 't genoeg zijn naam te noemen:
Grooter kent de kunst er geen!
| |
[pagina 89]
| |
Hoogepriester van het schoone,
Schittert zijne stralenkrone,
Boven allen heen!
Stout en krachtig, reuzenmachtig,
Tooverachtig, overprachtig
Glansen, louter gloed en licht,
In paleizen, hallen, kerken,
Heel Europa door, zijn werken -
Elk een kleurendicht!
En die ze schiep, die honderden
Van weergalooze wonderen,
Trotsch pralend heinde en veer,
Der schilderkunst Homeer,
Hij, Rubens, de onwaardeerlijke,
Hij is uw kind, uw eigen bloed,
Zijn wereldglorie is uw goed,
O schoone stad, o heerlijke,
Die u daar spiegelt in den blonden Scheldevloed!
Frans de Cort.
|
|