De Vlaamsche School. Jaargang 23
(1877)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijJan Baptist Madou.Deze meester is den 3n April te Brussel overleden, aan de gevolgen van de beroerte, die hem den 31n Maart had getroffen in de tentoonstelling van waterverfschilderingen, in het Hertogelijk Paleis te Brussel, op het oogenblik dat deze tentoonstelling werd geopend in het bijwezen van HH. MM. den koning en de koningin der Belgen. Madou, den 26n Januari 1796 te Brussel geboren, ontving zijn eerste kunstonderwijs bij den schilder Celestin François (1795†1851); de moeielijke tijdsomstandigheden noopten evenwel zijnen vader (Jan Madou, beambte bij het stedelijk bestuur), den jongeling in 1814 op een handelskantoor te plaatsen, waar hij bleef tot in 1818, in welk laatste jaar onze klerk aan het kadaster verbonden werd als hulpteekenaar; in deze hoedanigheid verbleef hij gedurende eenigen tijd in de steden Kortrijk en Bergen. In 1820 legde hij zijne betrekking bij het kadaster neer, om voor den steendrukker Dewasme-Pletinckx te Brussel, op steen te gaan teekenen. Hij verwierf zich zeer spoedig eenen goeden naam in dit vak en zag zich van allerwege, onder andere ook door de Parijsche uitgevers, bestellingen opdragen. Tusschen 1821 | |
[pagina 65]
| |
en 1828 leverde hij, onder meer, platen op steen voor de Voyage pittoresque dans les Pays-Bas, de Costumes du peuple de toutes les provinces du royaumedes Pays-Bas; in 1885, 14 platen voor de Physionomie de la société en Europe depuis Louis XI jusqu'à nos jours, bekroond met het gouden eeremetaal op de Brusselsche tentoonstelling van 1836. De destijds te Brussel bestaande maatschappij van schoone kunsten gaf zijne Scènes de la vie des peintres flamands et hollandais uit. In de kunstbladen L'Artiste en La Renaissance liet hij vele portretten en andere teekeningen verschijnen. Terzelfder tijd legde hij zich toe op de waterverf- en de olieverfschilderingen en men weet hoe groot een meester hij in die beide vakken is geworden. Op de meeste driejarige tentoonstellingen des lands prijkten zijne gewrochten steeds op den eersten rangGa naar voetnoot(1). Madou was in 1833 in den echt getreden met juff. Melanie Christine Quetelet, van Gent, die als schilderes aan verschillige tentoonstellingen deel nam. Den 6n April werd de uitstekende meester plechtig ter aarde besteld. Lang vóór het bepaalde uur, verdrongen zich de vrienden en vereerders van den beroemden schilder vóór zijne woonst op den Leuvenschensteenweg, thans Madouplaats genaamd. Eene lijkkapel was door de vrienden des kunstenaars ingericht in eene zaal van het sterfhuis. Er werden redevoeringen uitgesproken door de heeren L. Alvin, namens de koninklijke academie van België, A. Pinchart, rijksarchivaris, namens de koninklijke maatschappij van waterverfschilders, D. Vervoort, namens den Cercle artistique van Brussel, en F. Jottrand, namens de gemeente Sint-Joostten-Noode. Madou genoot als burger en mensch de achting van allen die in de gelegenheid waren geweest met hem in aanraking te komen. Hij was een rechtschapen, hartelijk en voorkomend man. Den overledene werd als commandeur der Leopoldsorde de krijgseer bewezen. |
|